Liggen op je hoofdkussen, je buik op de matras,
linker knie half opgetrokken, onderkaak gezakt,
rechter neusgat neergedrukt, je linker ruikt de wasverzachter.
Soms ontsnapt een luchtbel aan je lippen.
Jongeheer en ballen hangen los en breed.
Je sluit je van de vulkaan af die in de verte raast.
Uit mondhoek vloeit kwijl op de linnen punt.
Met het vocht vlieden polsslag en de tijd, en jij zinkt weg.