Dit overmaatse huis draagt een stoppelbaard. Het leeft onwrikbaar
tussen het openlopen van de morgen en het slapen van de avond.
Bij het eerste licht klinkt een echo, kraakt de derde trede even
als voorheen. De leegte geurt vol koffie. Stof in verre hoeken
draagt de kleur van eer en leed. Het knarst in zijn gewrichten,
ademt enkel op het trage ritme van wie hier niet is. Het verliest
zijn lenigheid, swingt niet meer in al zijn voegen. Verkalking
is het nieuwe zeer. Kom in, mijnheer, ik stel u voor aan moeder.
Hier wonen soms de kinderen. Hier komen ze thuis, ontluiken,
laten in de kamers hun warme nesten. In brooddozen schimmelen
de harde korsten met wat ooit choco was. Onder het bed schuilen
halve sokkenparen. Hier slakken de uren over de dag. En nachten
die zweterig dubbel duren, tobben, die de laatste was ophangen,
verlofdagen missen en wijzertikken tellen. Hier rust dit huis.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.