Zal ik dit weerzien aankunnen? Resoluut stap ik het druk bezette terras op. Wij zijn zoveel ouder en hebben niet afgesproken waaraan we elkaar kunnen herkennen. Discreet loop ik voorbij de tafeltjes.
Iemand streelt mij in de nek. “Ludwig?”
“Mady!”
Lichtgrijsblauwe ogen kijken dwars door mij heen.
“De enige man op de wereld met zulke groene ogen. Hoe dikwijls ben ik daar in verdronken?”
Wij omhelzen elkaar. Fijne naaldhakken maken haar bijna zo groot als ik.
Zodra wij een drankje besteld hebben, vraagt ze: “Vertel, wat spook jij uit tegenwoordig?”
“Je weet dat ik altijd goed was in talen. Ik werk als tolk voor de Europese Gemeenschap.”
Ze glimlacht meewarig, gaat er verder niet op in en steekt van wal over haar topjob in de hotelbusiness.
Waar is de stralende lach van mijn Mady, die in de plenzende regen rode kruisstickers verkocht? Zij aan de ene, ik aan de andere kant van de verkeerslichten.
“Ach, Ludwigje, ik die vliegangst had, nu ken ik de luchthavens van Tokio, Dubai en Parijs als mijn broekzak. Niet dat ik graag broeken draag, maar in het Waldorf Astoria van New York zwaai ík wel de plak.”
Ik wil weten of ze een aardige man leerde kennen, of ze kinderen heeft, hoe die heten? Woont ze in een gezellige buurt, sport ze nog, weet ze welke films we samen zagen?
Niets van dat, wel alles over haar geliefde sterrenrestaurants, toplounges en luxe boetieks, die ze, ‘thank god’, nog heeft kunnen bezoeken in de korte tijd dat ze hier verbleef.
Ze vraagt niet hoe het mij vergaat, maar stelt vast dat ik in blakende gezondheid verkeer en zonder twijfel elke dag mijn lijntjes trek in het stedelijk zwembad, tenzij ik mijn eigen ‘private pool’ bezit?
Ik voel mij warempel opgelucht wanneer ze gehaast opstapt, haar vliegtuig vertrekt straks.
“Bye, green eyes. Pas goed op jezelf.”
“Daaaag.”
Flarden van het oude deuntje van Isabelle Aubret schieten mij door het hoofd. Het werd mijn lijflied nadat ik vijftien jaar geleden afscheid nam van Mady. “Un premier amour ne s’oublie jamais … leur premier amour était si fort“. Aubret won er in 1962 het Eurovisiesongfestival mee. In de opgelegde luttele minuten verhaalde ze het allemaal: waar ben jij gebleven, wat heb jij met je leven gedaan zonder mij?
Nu ik eindelijk het antwoord ken, is de tijd rijp om een andere ‘hymne à l’amour’ uit te kiezen, excuse-moi, Isabelle.