met bekken naast mijn ademend lijf tot op het venusvel ontkleed
kies of verlies of ze mooi is
gelijk aan goden is
geen rottend kruis waardig is
zal stranden en sudderen in een zee van aardse gebreken
of het komt dat zij niet eeuwig ons leven zal baren
te luid haar vleugels uit strekt in elk geval
slecht nieuws voor het menselijk ras
want met haar bloedhete nagels kerft zij tranen rond de zon
zusterlijke feeks die onze toekomst schreit
zal barsten in een knal
maar in en tussen tijd
blijft het dansen op een blauwe bal