Uit: Maanziek
[...] 'Mathis! Opstaan!' Ik kijk naar de wekker en kreun luid. Zeven uur, tijd om op te staan.
Hoe weinig zin kan iemand hebben om weer naar school te gaan? Naast het feit dat de heerlijk warme zomer voorbij is gevlógen en we vanaf nu weer hele dagen in muffe klaslokalen moeten doorbrengen, is er vandaag nog een extra hindernis voor mij en mijn zusje Iluna.
Tijdens de zomervakantie zijn we namelijk verhuisd naar het platteland en daarom beginnen we vandaag op een gloednieuwe school. Ik zucht nog een keer en strek mijn armen en benen.
Buiten klinkt het gezang van vogeltjes en als ik mijn oren spits, kan ik zelfs het geluid van het kabbelende riviertje onderscheiden. Al bij al is het niet slecht hier. Alleen jammer dat we ons leven in de stad moesten achterlaten. Mijn vrienden, de school waar ik naartoe ging, mijn lief Ellen...
Ik wikkel de dekens van me af en ga rechtop zitten. Langs de andere kant... Niemand kent me hier, geen mens weet wat ik gedaan heb. Dit is mijn grote kans om met een schone lei te beginnen.
Bij die gedachte fleur ik op en spring uit bed.
Twee maanden geleden ontdekte mijn mama dit prachtige kleine boerderijtje tijdens een weekendje weg. Ze was er meteen verliefd op en wist papa al gauw te overtuigen van de kansen die een frisse start ons boden.
Hoewel het huis in perfecte staat is, valt er nog veel aan te doen. Opnieuw schilderen, nieuwe ramen plaatsen, het meubilair vervangen.
Ondanks het vele werk dat er nog was, aarzelden we geen moment en waagden de sprong. Impulsief en chaotisch, zo zijn mijn ouders nu eenmaal. Hoewel ik zelf eerder een denker ben, die alles eerst van alle kanten bekijkt, hou ik wel van onvoorziene dingen.
'Mathis, als je nu niet opstaat kom je te laat op school! Wil je al meteen vanaf de eerste dag zo'n slechte indruk maken?' Het is mijn mama die me roept.
Nadat ik mijn versleten korte broek en een t-shirt van mijn favoriete muziekband heb aangetrokken, ga ik naar de keuken. Ik plof neer op één van de niet bij elkaar passende stoelen en krijg meteen een bord vol roereieren voorgeschoteld.
'Eet dat maar gauw op, dan kan je daarna... Wat heb jij gedáán?!' Mijn zusje slaakt een gil en valt bijna van haar stoel. Ik kijk niet-begrijpend naar mama en ze wijst naar mijn neus en mond. Voorzichtig tast ik met mijn vingertoppen en voel een glibberig goedje. Bloed. 'Het geeft niet, je hebt gewoon een bloedneus', zegt mama sussend.
Ik loop naar de gootsteen en probeer mijn gezicht zo goed mogelijk schoon te maken.
Wanneer ik weer aan tafel zit, zijn mijn eieren koud geworden. De geur ervan kriebelt in mijn neus en roept een herinnering bij me op. Waarover droomde ik ook alweer? vraag ik mezelf af.
Ik prik met een vork in de blubberige massa en plots weet ik het weer. 'Ik heb over eieren gedroomd vannacht!' Mijn zusje proest het uit en verslikt zich bijna in haar warme chocolademelk. 'Gek broertje, met je rare dromen altijd!'Iluna noemt me altijd 'broertje', alsof zij de oudste en slimste is.
Mijn zus en ik, wij zijn twee handen op één buik. We begrijpen elkaar en hebben aan een half woord genoeg om te weten wat de ander wil zeggen. We voelen elkaar haarscherp aan, ook al zijn we heel verschillend. Iluna is heel sociaal en heeft altijd een hoop vrienden om zich heen, terwijl ik 'de stille' ben. Ik heb moeite om me aan te passen aan wat mensen verwachten, omdat ik vaak absoluut niet begrijp waarom sommigen zich op een bepaalde manier gedragen. Iluna daarentegen kan met iedereen overweg en is het zonnetje in huis.
Toch weerhouden die verschillende karakters ons er niet van om elkaars beste vriend te zijn.
Terwijl ik de gigantische berg eieren op mijn bord probeer weg te werken, knabbelt Iluna op een chocoladekoekje. Haar eigen versie van een gezond ontbijt.
Ik slaak een diepe zucht en eet rustig verder. Of tenminste, het is rustig totdat onze hond Sam de keuken komt binnengestormd. Kwispelend met zijn staart loopt hij rond de tafel en komt naast me zitten. Erg subtiel, Sam. Stiekem voer ik hem onder de tafel stukjes ei.
Mijn zus zit te draaien op haar stoel en is ontzettend zenuwachtig. Ze gaat vandaag voor het eerst naar de 'grote school' en ik herinner me dat ik zelf ook opgewonden was toen ik naar het middelbaar ging.
Ik had het geluk dat ik samen met mijn beste vriend Axel in de klas zat. De overgang van kind naar jongere was daarom niet zo moeilijk voor ons. 'Het is hoog tijd om te vertrekken', haalt mama me uit mijn mijmeringen.
Ik aai Sam over zijn kop, zwaai mijn rugzak over mijn schouder en loop naar de auto.
* * *
Onderweg naar school wordt er weinig gepraat. Het is rustig op de weg en ik geniet met gesloten ogen van de ochtendzon die mijn gezicht verwarmd.
Het dorpje waar we wonen heet Pancake Rocks en is bijna onzichtbaar op de kaart, zo klein is het. Weilanden vol bloemen, heldergroene bossen en riviertjes vol vis bepalen het grootste deel van het landschap.
In de dorpskern zijn een bakker en een klein winkeltje waar je groenten, fruit en vleeswaren kan kopen. En natuurlijk ook een prachtig gebouwd kerkje met daarnaast een café.
Een stukje verder ligt het stadspark, waar een vijver en een speeltuin voor de kleinsten zijn, en daar weer achter staat de school van Pancake Rocks.
Kort gezegd, het is er heel anders dan in de grote stad waar ik tot nu toe leefde. Hier is het ideaal voor iemand als ik, die van rust en stilte houdt.
* * *
Een kwartiertje later stopt onze auto voor de hekken van het schoolgebouw. Een klein gebouwtje met een lege speelplaats ervoor lachen me toe. Is dit mijn nieuwe school? Ze is even groot als mijn vorige kláslokaal.
Iluna steekt haar hoofd tussen de autozetels door en geeft mama een dikke zoen. 'Tot straks!' Zij is wél enthousiast, maar dat komt waarschijnlijk omdat ze ongeveer honderd keer socialer is dan ik ben.
Ik slaak een diepe zucht en terwijl ik uit de auto stap zwaai ik mijn rugzak over mijn schouder. Rustig blijven, maan ik mezelf aan. Alles komt goed.
Ik zet een paar stappen vooruit en besef dat ik geen flauw idee heb waar ik naartoe moet. Shit. Ik probeer me te herinneren wat er alweer op het inschrijvingsformulier stond. Alle leerlingen worden verwacht in lokaal...E?
Hoewel ik niet honderd procent zeker ben, besluit ik op zoek te gaan naar dat lokaal. Op dat moment krijg ik een harde duw tegen mijn rug en val bijna op de grond. Ik voel de woede als een steekvlam in me oplaaien. 'Hé kerel, kijk eens uit!' zeg ik met een bozige stem. Ik kijk omhoog en pas dan zie ik dat het een meisje was die me zo brutaal opzij schoof.
Mijn woede zakt meteen en maakt plaats voor verlegenheid. 'Eh... Hallo!' stoot ik uit. Stomkop! Ik probeer het opnieuw. 'Studeer jij ook Talen?' Proficiat, je hebt net de slechtste eerste indruk ooit gemaakt.
Ze kijkt me nieuwsgierig aan en knippert met haar wimpers. 'Ja, dat klopt', antwoordt ze. Haar stem klinkt als belletjes in de wind. 'En wie ben jij? Ik ken jou niet.'
Haar haren zijn nogal rommelig opgestoken in een dot. Boven haar linkeroog heeft ze een pleister. Het maakt haar alleen maar leuker. 'Ik...ik ben nieuw hier', stamel ik. Zo nieuw als maar zijn kan. 'Kan jij me misschien de weg wijzen?' Ik lach zenuwachtig en werp een blik op mijn horloge. 'Ik werd tien minuten geleden verwacht in lokaal E.'
Ze lacht, een vrolijke lach die de haartjes op mijn armen recht overeind doet staan. 'Natuurlijk, ik breng je er wel heen. Vandaag kom ik toch enkel mijn boeken ophalen.'
Opnieuw die hartverwarmende lach. Ze is niet zoals de meisjes uit de stad, met hun valse wimpers en gemene lach. Bij dit meisje voel ik me meteen op mijn gemak. Mathis, vergeet niet dat je al een vriendin hebt, waarschuwt het stemmetje in mijn hoofd. Denk aan Ellen! Ik voel me betrapt, ook al heeft Het Meisje geen idee wie ik ben.
Zwijgend stappen we door de gangen. We gaan trappen op en af, slagen linksaf en dan weer rechts, tot ik geen enkel richtingsgevoel meer heb. Vanuit mijn ooghoek kijk ik naar Haar, hoe ze haar schouders beweegt tijdens het lopen.
Even let ik niet goed op, en ik val van een trapje naar beneden. Mijn knieën vangen de klap op en worden meteen rood. 'Oeps, dat was niet zo slim', zegt Het Meisje. 'Let de volgende keer gewoon een beetje beter op, oké?'
Ze lacht en ik krijg sterk het gevoel dat ik een déjà-vu heb, ook al kan ik het niet helemaal plaatsen. 'Goed, hier is het', zegt ze. Ze wijst naar een hoge, dubbele deur. 'Veel succes, Mathis!' En ze verdwijnt weer in het doolhof van gangen.
* * *
Omdat ik al te laat ben, heb ik geen tijd om over dit alles na te denken. Ik duw één van de deuren open en stap de aula binnen. In het stoffige lokaal staan een stuk of vijftig mensen te wachten.
Hoewel ik langs één kant absoluut geen zin heb om nieuwe vrienden te maken, wil ik toch graag dat ze me aardig vinden. 'Hey allemaal', zeg ik stilletjes. Ze kijken me aan alsof ik een taal spreek die ze niet begrijpen. 'Hoe gaat het?' probeer ik nog eens. 'Yo', zegt één van hen, en de anderen barsten in lachen uit.
Met vuurrode wangen schuif ik van hen weg en ga een beetje apart staan. God, ik mis Axel en de jongens. Dan klapt er iemand in zijn handen. 'Welkom allemaal voor een nieuw jaar op de Pancake Rocks Highschool.' Het is de directeur, een vlotte jonge kerel. 'Jullie kennen het klassensysteem ondertussen wel, hoop ik. Of wacht eens... Wie van jullie is Mathis?' Het bloed stijgt opnieuw naar mijn wangen en ik voel de starende blikken van de anderen. Een vreemde eend in de bijt.
Langzaam steek ik mijn hand in de lucht. 'Man, wat een gigantische blauwe plek heb je daar', lacht dezelfde jongen van daarnet, degene die 'yo' zei. 'Heeft je liefje je geslagen?' Hij proest het uit en alle anderen lachen met hem mee. Vlug haal ik mijn hand naar beneden en werp een blik op mijn blauwe elleboog. Hoe komt die daar? 'Kom op jongens, wees aardig. En jullie daar, stilte graag', eist de directeur. Iedereen houdt zijn mond, maar het is slechts de stilte voor de storm.
De rest van de dag gaat in een waas aan me voorbij. We worden snel en efficiënt in groepen verdeeld en even later zit ik in de klas te luisteren naar wat we het komende jaar gaan leren.
Alle andere leerlingen zijn stiekem met elkaar aan het praten en lachen, maar ik zit helemaal alleen naast een lege bank. Voor mijn neus ligt een blad papier met daarop de doelstellingen voor wiskunde. Ik sla mijn ogen op en zie nog net hoe de jongens vóór mij zich pijlsnel omdraaien. Hun schouders schokken van het ingehouden lachen. Waar ben ik toch mee bezig? Ik hoor hier niet thuis.
In mijn broekzak trilt mijn gsm. Stiekem haal ik hem eruit en lees het berichtje onder mijn bank. 'Het is hier maar niks zonder jou', staat er. 'Gelukkig zijn er weer een hele hoop nieuwe leuke meisjes. Hoe is het daar?' Ik denk even na en begin te typen. Niet leuk, stomme kindere... 'Mathis!' Ik schrik op van de stem van de leraar. 'Wat is dat daar onder je bank?' Vliegensvlug stop ik mijn mobieltje weer weg.
Even later wiegt de monotone stem van de wiskundeleerkracht me bijna in slaap. Bijna, want ik merk nog steeds hoe de anderen stiekeme blikken op me werpen. Ik slaak een diepe zucht en begin met een balpen vormen te tekenen op mijn blad. Hopelijk is het snel avond.
Die avond zit ik op mijn kamer en staar door het open raam naar buiten. Een zacht briesje kietelt mijn gezicht. In de avondzon zie ik niks anders dan weilanden en bomen, en aan de horizon de kustlijn die de aarde van de lucht scheidt. Dat is heel wat anders dan het uitzicht vanuit mijn vorig huis. Daar waren enkel hoge gebouwen en winkels te zien. Dit is veel leuker. Jammer dat ik mijn leven niet kon meenemen. Alhoewel...
Gelukkig heeft Axel me vandaag een paar smsjes gestuurd, waardoor ik me toch niet helemáál alleen voelde.
De wind wordt heviger en de koude lucht bezorgt me kippenvel. Het gevoel van mijn haren die overeind gaan staan, geven me opnieuw een stukje van mijn droom prijs. Een woeste stormwind blaast mijn haren in de war. Onder me zie ik een schip, en ik hoor hoe het als een luciferhoutje in twee stukken breekt. Dan stopt de herinnering.
Hoewel ik stukje bij beetje meer te weten kom, heb ik het gevoel dat er iets mist. Het belangrijkste deel van de droom blijft onbekend. Zo vreemd. Ik sta recht en doe het raam dicht.
* * *
Even later schudt mama me wakker. 'Opstaan Mathis, we moeten vertrekken', fluistert ze zachtjes in mijn oor. Slaapdronken ga ik overeind zitten en voor ik het goed en wel besef zit ik op de passagiersstoel en zoeven we door de straten.
Linksaf, rechtdoor tot aan een kruispunt, tweede straat naar rechts. Waar zijn we in godsnaam? 'Mama, waar rijden we eigenlijk naartoe?' klinkt het vanop de achterbank. Ik was vergeten dat Iluna ook meereed en schrik me een ongeluk.
Mama denkt er even over na terwijl we over een hoge brug rijden. Biep-biep, biep-biep, klinkt het vanuit mijn broekzak. Ik grabbel naar mijn mobieltje. 'We moeten hier weg', zegt mama beslist. 'Dit was een vergissing. Ik breng jullie allebei ergens naartoe, en daar moeten jullie blijven tot ik jullie weer kom ophalen. Begrepen?' Ze kijkt ons allebei aan.
Met open mond staar ik terug. 'Maar mama', protesteert Iluna. 'Dat kan toch...' Ik draai mijn hoofd naar haar toe, en op dat moment maakt de auto een sprongetje. Een vogel vloog over de weg en mama probeerde die te ontwijken. De zijkant van mijn hoofd botst met een klap tegen het raam en alles wordt eventjes zwart.
Wanneer ik terug helder kan zien, zijn mama en Iluna verdwenen. Naast me zit Ellen, mijn lief. Met een ijskoude blik rijdt ze door de donkere straten, ze zegt geen woord. Ik stel geen vragen, maar vertel haar hoe blij ik ben dat ik haar zie. Geen antwoord. 'Ellen?' probeer ik nog een keer.
'Ik breng je weg', zegt ze dan. 'Je hoort hier niet thuis. Daarom kan je hier niet blijven, en moet je ergens anders naartoe.' Helemaal overstuur laat ik haar woorden tot me doordringen. Wat is dit nu weer?!
'Maak je geen zorgen, de mensen daar zullen heel aardig voor je zijn.' Ze duwt harder op het gaspedaal. Onbewust controleer ik haar snelheidsmeter en schrik me rot. We rijden meer dan honderdvijftig kilometer per uur. Honderdvijftig. 'Ellen, waarom rijd je zo snel?' roep ik boven het gieren van de motor uit.
Ze antwoord niet en drukt nog harder op het gaspedaal. Met beide handen klamp ik me vast aan de passagiersstoel en knijp mijn ogen stijf dicht.
Dan voel ik hoe de auto vaart mindert. Voorzichtig doe ik mijn ogen een heel klein stukje open en zie de huizen in mijn straat. 'Alles komt wel goed. Geloof me.' De stem die ik hoor is niet die van mijn vriendin. Toch klinkt ze vertrouwd, alsof ik ze al jarenlang ken.
Vooraan in de auto hangt een luchtverfrisser, zo'n kerstboompje dat een lekkere geur verspreidt. Ik snuif diep en ruik lavendel. Mmm, mijn favoriete geur. Dan werp ik een blik op degene van wie de stem afkomstig is.
Een meisje met lichtbruine krullen die bij elkaar worden gehouden in een dot. Hoewel ik geen flauw idee heb wie ze is, komt ze me toch bekend voor. Waar heb ik haar eerder gezien?
Ik pijnig mijn hersenen terwijl we langzaam de oprit van mijn huis opdraaien. Ik maak mijn gordel los en wil uit de auto stappen, maar ze blijft doorrijden.
Terwijl ze langzaam verderglijdt door het duister, draait ze haar hoofd en kijkt me aan met haar lichtblauwe ogen. Boven haar linkeroog hangt een pleister. 'Vertrouw me', zegt ze. En ze rijdt recht door de garagepoort heen.