Uit: Maanziek
[...] Onderweg naar huis weet ik amper wat ik doe. Mijn voeten vinden hun weg helemaal vanzelf, want in mijn hoofd is alles ontploft. Dit kan toch niet waar zijn!
De folder van het zwembad heeft alle puzzelstukjes op hun plaats doen vallen. In gedachten zie ik hoe Axel in mijn droom door een haai wordt verscheurd, en ik besef dat zijn been op precies dezelfde plaats gewond is geraakt. Hoe kan dat?!
Het is een wonder dat ik het station weet te bereiken en in de juiste trein stap. Mijn hersenen blijven steeds opnieuw in een kringetje ronddraaien en ik probeer mezelf af te leiden zodat ik weer helder kan denken.
Iemand heeft een krant achtergelaten op de trein en ik sla ze open op een willekeurige pagina. Mijn oog valt meteen op een schreeuwerige krantenkop: 'Vandalen vernielen bushokje'. Onder de titel staat een foto waarop een ingezakt bushokje te zien is. Ik hoef niet na te denken, ik weet meteen wat er aan de hand is. Dit is onmogelijk! Het duizelt me. Ik kan niet accepteren dat dit allemaal echt is.
Ik verfrommel de krant tot een prop en smijt die onder de bank. Wat is echt en wat is dat niet? Axel en zijn been. De bloedneus die ik 's ochtends had, nadat ik gedroomd had dat een witte duif in mijn gezicht vloog. En de witte duif zelf, die dood langs de kant van de weg lag. Ik trek mijn knieën op en verberg mijn gezicht in mijn handen.
Mijn elleboog die helemaal blauw zag, en de spierpijn die ik elke ochtend heb. Met elke seconde die verstrijkt zie ik meer verbanden tussen mijn dreigende dromen en alle ongelukjes die in de echte wereld gebeuren. Wat is er in godsnaam aan de hand met me?
Terwijl de trein langs de kustlijn dendert, probeer ik me te herinneren wat Mila me vertelde in mijn laatste droom. Iets over een bepaald soort dromen...een term die ik niet ken...labiele dromen?
Grijze wolken pakken zich samen boven de uitgestrekte zee en ik hoop dat ik thuis zal zijn vooraleer de stortvloed losbreekt. Misschien waren het luttele dromen? Lullige dromen? Vlakbij schiet er een bliksemflits door de lucht. En ineens weet ik het weer. Lucide dromen.
* * *
Als ik eindelijk thuiskom, ben ik doorweekt van de regen. Mijn maag rammelt van de honger. Vreemd, er is niemand thuis. Ik maak een zakje instant noedels klaar en plof neer in de zetel.
Dan gaat de voordeur open, en mijn ouders en Iluna komen binnen in de huiskamer. Ik merk meteen dat er iets aan de hand is, want mijn zusje gaat zonder een woord te zeggen naar haar slaapkamer en ook mijn ouders zijn verdacht stil. 'Wat is er?' vraag ik terwijl ik hen allebei aankijk. Ze geven geen antwoord.
Buiten klettert de regen tegen de ramen en de wind huilt om het huis heen. 'Wat een vreselijk weer. Ik ga Sam even binnenlaten', mompel ik. Ik open de keukendeur en schreeuw zijn naam. Hij hoort me niet.
Met een klap slaat de deur weer dicht. Mama en papa zitten aan tafel en kijken me bedrukt aan. 'Wat is er toch aan de hand?' Ik kan de spanning niet verdragen en storm naar Iluna's kamer. Ze ligt op bed met haar rug naar me toen en is druk aan het schrijven in haar dagboek. Ik hoor haar zachtjes snikken.
Voorzichtig ga ik op het bed naast haar zitten en wrijf over haar rug. 'Het komt wel goed', probeer ik haar te troosten. Maar het ijzige gevoel in mijn lichaam vertelt me iets anders. Iluna kijkt naar me op en barst in tranen uit. Geschrokken sla ik mijn armen om haar heen en geef haar een dikke knuffel.
Het onweer buiten heeft zijn hoogtepunt bereikt. 'Stil maar', fluister ik tegen mijn zusje. 'Wat er ook is, het is niet het einde van de wereld. Het komt allemaal wel goed', verzeker ik haar. Waarop ze nog harder begint te huilen. 'He-het komt niet goed!' snikt ze. 'Sa-sam is dood!'
Mijn hart voelt aan als ijs en ik kan geen woord meer uitbrengen. 'Vanochtend riep ik hem om mijn kom cornflakes schoon te likken en hij kwam niet opdagen', huilt ze. 'Ik was bang dat hij verloren gelopen was en de weg naar huis niet meer terugvond. Mama en ik gingen hem zoeken en we vonden hem op de stoep vlak voor ons huis.' Ze stopt even om diep adem te halen. 'Een auto heeft hem aangereden. Degene die het gedaan heeft, is gewoon doorgereden. Wie doet nu zoiets?! Anders hadden we hem misschien nog kunnen redden.' Haar woordenstroom sterft weg. De rest hoef ik niet te horen. Ik zie voor me hoe Sam vrolijk blaffend en nietsvermoedend in de afgrond valt. Mijn hond is dood.
Ik duw Iluna, die zich aan me vastklampt, van me weg. Hete tranen dringen zich een weg naar buiten. Arme Sam. Hij had helemaal niets te maken met die dromen van mij.
Opeens word ik kwaad, woedend zelfs. Ik stamp de trap af en smijt mijn laptop op tafel. We zullen eens snel een einde maken aan die belachelijke lucide dromen.
Een woeste kreet ontsnapt aan mijn keel. Mijn ouders slaan me gade, bang dat ik gek geworden ben.
Bovenaan in de zoekbalk typ ik 'lucide dromen' in. Binnen een seconde verschijnen er bijna tweehondervijftigduizend zoekresultaten. Tweehonderdvijftig. Duizend. Ik kan het bijna niet geloven. Wat is dit?!
Ik klik op de eerste paginalink die ik tegenkom en word naar een sinister uitziende website gebracht. De achtergrond is helemaal zwart, met hier en daar een duistere figuur.
Al snel vind ik wat ik zoek. Een beschrijving van die vreselijke lucide dromen.
< Lucide droom > [de, mannelijk, -en]
'Een slaaptoestand waarin de dromer zich ervan bewust is dat hij droomt.
Hij weet dus dat wat hij meemaakt, enkel een verzinsel van zijn eigen geest is.
Vanaf dat moment kan hij of zij het verloop van het droomverhaal veranderen,
in goede of kwade zin.
Op die manier kan de dromer zelf bepalen wat er precies gebeurt
en hoe het verhaal zal eindigen.'