Terwijl buiten een stille betoging plaatsvond voor de erkenning van de vele soorten onkruid als volwaardige planten en de dieren een staatsgreep overwogen, was ik mij bewust van de banaliteit en het hoge lulligheidsgehalte mijner verhalen en gedichten.
Als ik dan toch in voldoende mate deel zou uitmaken van deze mensheid, hoe moest ik dan omgaan met mijn medeplichtigheid aan deze vertoning die aan de ene kant melig, niet onaardig en zelfs van een vertederende aard kon zijn, maar anderzijds ook zo ontzettend wreed?
Dan heb ik het niet zozeer over de grote misdaden, het oorlogsgeweld en de planeetvernieling; gewoon over de kleine dingen, die zouden kunnen gebeuren en ergens toe bijdragen, al was het maar aan onschuldige verlichting.
De meeste van die kleine dingen gebeurden echter niet. Gewoon omdat men er niet aan dacht ze te bewerkstelligen, omdat men er blind voor was of omdat men de mogelijkheid ervan niet eens kon waarnemen. Het waren vergetelheden en beperkingen; de consequenties ontgingen haast eenieder.
Onze gedachten volgden nu eenmaal denkpatronen waarvan we de limieten vaak niet eens beseften en we negeerden bewust en onbewust het overgrote deel, om ons bestaan leefbaar te houden, om niet gek te worden.
Uit mijn kreupele schrijfsels was al gebleken dat ik een eerder warrig denker ben. Ik durfde ze vaak niet eens te herlezen. Filosofie noch wijsbegeerte noch de nonchalance van een zorgeloze levensgenieter waren voor mij weggelegd. Erger nog. Door mijn geestelijke afwijking, was mijn wereldbeeld allicht nog meer vertekend dan bij andere mensen en was mijn hoop dat deze ganse vertoning ergens een pijnloos einde zou vinden ongetwijfeld gebaseerd op waanideeën en de gedachte dat deze planeet beter af zou zijn zonder deze overheersende soort ingegeven door dat aangeboren gevoel dat ik nergens toe behoorde, dat er nergens een geestelijk thuis voor me was en er slechts vreemdelingen om mij heen zwierven die allen die aanleg tot kleine, sommigen tot grotere wreedheden in zich droegen.
Desalniettemin. Zelfmedelijden is een kuil waarin menigeen valt en vaak ook een oorzaak van verdere verblinding, maar ik ging mij onder geen beding aanbieden als een gevangene van de treurnis en de moedeloosheid. Er was dit iets en dat was wellicht beter dan het niets.
Het meisje had mij het kladblok afgenomen en zei dat ze met me wilde praten. Ze had bot gevangen bij Patrick en Solange. Hij had rare ogen getrokken, toen ze naar de wifi vroeg. Eenvoudig nochtans. Zij zouden haar het paswoord geven en zij zou hen maandelijks de helft van de internetaansluiting betalen.
"Wie zijt gij?" had Patrick gevraagd.
"Doesjka," had ze geantwoord dat ze in de woning ernaast was komen wonen, in het leegstaande achterhuis.
"Bij dienen raren?" en hij had intussen de streekkrant uit de brievenbus gehaald.
"Ieder zijn eigen aansluiting," zei hij nog en had de deur weer toegetrokken.
"Oké, ’t is goed," sprak ik tot haar, "ik laat de gele man wel komen en aangezien je hier liever ergens gedomicilieerd bent, zet ik de aansluiting wel op mijn naam".
Ik vroeg haar het kladblok terug te geven, hoopte dat ze mijn nonsens niet zou beginnen lezen en er dan een gevoel van schaamte over me heen zou komen.
Mijn blik vond het raam, mijn ogen het betogende onkruid en in de verte hoorde ik de geweerschoten al, ik voelde het daveren.
Groepen olifanten, bizons en neushoorns waren in lange colonnes aan het optrekken, naar de omroepgebouwen, de parlementen en de vorstenhuizen. Lang zou het niet meer duren vooraleer er een betere wereldorde zou heersen en in afwachting van de overgave van onze al te ziek geworden soort, zou ik naar een video kijken, een glas bier in de hand. Maelstrom, aflevering zeventien, seizoen drie van Battlestar Galactica waarin Apollo begint te twijfelen aan de geestelijke gezondheid van Starbuck.
"Dertig euro zal ik je dan elke maand betalen voor dat internet," zegde Doesjka die me het kladblok in de handen duwde.
"Is goed," zei ik terwijl ze haar pas gekochte charcuterie in de frigo stak, en dat "ze maar best kon voorzichtig zijn, niets zo bedrieglijk was als de kleur van kalkoensalami".
uit de reeks 'Waanhoop'