Ik kniel met open wonden, rauw vlees
aan de deurstijl van een voor mij onbekende wereld.
Jij bent koningin, en ik ben niet de koning.
Jij houdt van mannen met bijlen,
je lippen smaken zout
naar tranen.
Wild vlees laat zich niet temmen,
’t laat zich verslinden.
Decadence, par excellence!