Vandaag viel Martha op de grond en uit het leven.
Hoewel haar stem nog ergens in mijn hoofd achterblijft, zal ik haar nu niet meer horen zeggen: maar dat moet toch erg zijn voor jou? Ik zal haar verwelkomende armen niet meer voelen, haar handen op mijn rug. Ze zal niet meer vertellen over haar reisjes naar zee, met de vriendinnen. Of over de hobbyclub. Aan de feesttafel zal niemand meer zeggen: dat kan toch smaken, hè. En op het balkon zal vanaf nu een wuivende mens minder staan.
We rekenden erop dat levenslust niet stuk te krijgen is. Dat wie oud is, gewoon ouder wordt.
Dat alles aan Martha te herstellen was zoals haar heup.
Dat haar beetje bij beetje de adem werd ontnomen, weigerden we te zien als een voorteken.
Wie had kunnen denken dat het gewoon zou ophouden ergens onderweg naar een bord met soep.
En dat er geen afscheid zou worden genomen.