Ze is kleiner geworden
dan het kind in haar. Gebogen
als een weemoedig haakje
zoekt ze de tijd
die ze niet meer begrijpt.
Haar handen fladderen
en er zit een restje breekbaarheid
in haar mondhoek
wanneer ze vraagt:
als ik straks vergeten ben
wat ik niet meer weet,
hebben de dingen dan ooit plaats-
gevonden?