Ik ging bijna op mijn bek in een volle wagon. Onopvallend opstapje gemist. Op de voet gevolgd door de nodige arm- en kniezwengels om mijn evenwicht en gezicht niet te verliezen. En dan maar hopen dat niemand kijkt – wishfull thinking dus. Ik buig mijn red head in een schaamteloze hoek van 65°, net onder oogcontactniveau, en stap door alsof ik juist de meest normale kraanvogelmove uit Karate Kid maakte.
Het doet zeer, zo’n uitschuiver. Vaak meer aan je ego dan aan je arm of knie. Hoe hard mijn bloed ook uit die schaafwonde parelt of mijn hart in die pijnlijke plek bonkt, rechtstaan doe ik. En zonder verpinken ‘Jaja’ antwoorden op de vraag of alles oke is. Je kan moeilijk roepen: ‘Nee het gaat niet, zie je niet dat het bloed uit mijn knie stroomt trut. Ik heb je medelijden niet nodig.’
"Het doet zeer, zo’n uitschuiver. Vaak meer aan je ego dan aan je arm of knie."
Laat je vooral niet afschrikken om te helpen als je mij halfdood op straat ziet liggen. Ik bewonder en bedank alle moedigen der aarde die koelbloedig eerste hulp kunnen verlenen. Ik zou ook helpen, als ik niet met een appelflauwte of paniekaanval op de grond lig te spartelen.
Ik bid altijd dat er plots iemand pijnloos uit de hemel valt en roept ‘ik ben verpleger.’ Dan is een dankbaar (rood) kruisje wel op zijn plaats. Hoeraaa voor verplegers! Zouden die zien dat ik soms fake dat alles oke is? Dat ik op mijn tanden bijt tot ik uit het zicht van alle ooggetuigen de schuif- en schaafschade opmeet. Waarom schaam ik mij daar eigenlijk voor? Iedereen valt toch eens. Nee, ik moet zo nodig ook struikelen over mijn kwetsbare karakter.
Liefst wil ik dan even verdwijnen, in een schaamteloze hoek van 90° met een pruilende onderlip. Tot vake of moeke met een kalmerend kusje komt. Zonder drama, zonder leedvermaak, met veel liefde. En extra helend familiespuk. Is dat oke?