Over Rien Mertens

Een dampende kop koffie die danst in de ochtendzon. Vogels die noten uit hun borst en wolken uit mijn hoofd blazen. Lang waaiend gras en een ruisend briesje. Tijd voor wat geknuffel en geklets met mijn vriend. Dit klinkt als mijn ideale ochtend. Al is de realiteit ook best oké: onze kleuterzonen die me (meermaals) wekken voor de ochtendzon, een afgekoelde kop koffie, te veel gekakel om vogels of briesjes of mijn vriend te horen. Maar ik kus elke dag mijn pollekes voor wat ik heb, of toch bijna elke dag.

Waarom ik schrijf? Om kosten te sparen bij de therapeut. En omdat ik mijn letters graag op de juiste plaats heb.

Teksten

Gedachtenballon

Een ballon verpakt een portie adem. Je blaast de lucht uit je longen letterlijk een ander leven in. De omlijning verandert de definitie. Van onzichtbaar aanwezig naar tijdelijk tastbaar. Ballonnen, ik heb er een haat-liefdeverhouding mee. Als kind speelde ik graag met die kleurrijke veerkracht. Vooral die op zo’n harde holle stok zoals in het draaimolenrek van de McDonald’s vroeger. De verbeelding vloog zo uit mijn hoofd: de stokballon om ter langst rechtstaand op je vinger balanceren, of op je neus; het uiteinde van het stokje aan je tong laten plakken door de lucht eruit te zuigen; je broers slaan met de ballon en ‘toevallig’ soms ook eens met de stok. Ook ballonnen zonder stok gaven extra lucht aan mijn fantasie. Je kon er gezichtjes op tekenen, ze als trosjes versiering aan een verjaardagsstoel hangen, er water of knikkers instoppen voor je ze dicht knoopte, ze naar elkaar pingpongen zonder de grond te raken of ze met een lintje als fantasietaart in jouw broek stoppen. Ballonnen, ze prikkelen je verbeelding. En ontploffen soms in je gezicht.Van mijn drie broers hield de jongste het meeste van ballonnen. Zodra een ballon knapte, hapte hij de kapotte knoop naar binnen. Even later dook het kleurrijke bewijs op in zijn luier. Mijn vader hield dan weer het minste van ballonnen. Van piepende vingers over zo’n gespannen vel kreeg hij al de kriebels. Het idee van een ontploffing was genoeg om de man zelf te laten ontploffen. ‘Geen ballonnen in de auto!’, blaasde hij even luid als de dreigende knal die in de lucht hing, wanneer we op de terugrit van de McDonald’s met onze overvolle stokballonnen speelden. Zou een ballon van de McDonald’s naar hamburgers ruiken als hij ontploft? Of naar koffie, als mijn vader hem opblaast aan de ontbijttafel? En hoe zou het zijn als de gespannen ballon tussen mijn ouders zou knappen? Ik stelde mij veel vragen als kind, al stegen de meeste onuitgesproken naar de overvolle ballon in mijn hoofd. Onzichtbaar aanwezig, met een voelbare knoop ter hoogte van mijn maag. Als tiener liet ik ooit een ballon ontploffen van mijn oudste broer. Samen met het vel van die ballon brak er iets in hem. Alsof die knal het signaal gaf om zijn emoties te laten lopen. Zijn kwaadheid finishte eerst, al denk ik dat verdriet de terechte winnaar was geweest. Ik snapte er niets van. Pas jaren later vertelde mijn broer hoe het zat. Die ballon was opgeblazen door zijn beste vriend. Die beste vriend was net overleden aan kanker. Die ballon verpakte zijn laatste adem. Die transformeerde van tijdelijk tastbaar naar onzichtbaar aanwezig. Ballonnen, ze prikkelen je verbeelding. En ontploffen soms in je gezicht.Toch als je ze te groot laat worden.

Rien Mertens
6 0

De muur van angst

“Ofwel lees je nog een verhaaltje voor, ofwel ga je nu tegen de muur staan.” Daar lig ik dan in bed, naast mijn vierjarige zoon die moet slapen. Mijn schouders schokken lichtjes en ik probeer niet luidop te snikken. Hoe grappig is dit? Mijn zoon spelt mij de les in zijn strengste bozejuffenstem.  Hij katapulteert mij onbewust terug naar de speelplaats van mijn jeugd. Waar priemende blikken als steentjes tegen mijn hoofd ketsen. Hoe vreselijk om zo op straf te staan, out in the open. Hoe vreselijk om alles eenzaam binnen te slikken, tegen een koude buitenmuur. Met gloeiende wangen. En een hoofd dat barst van het kolkende onrecht en verdriet in je buik. “Dan kies ik voor de muur”, antwoord ik in mijn stouteleerlingenstem – want dat is ‘stout’ op school, toch? “Dat kan niet”, roept hij boos. Hij had natuurlijk verwacht dat ik ‘flink’ ging luisteren, omdat er straf boven mijn hoofd(kussen) hing. Want dat werkt zo op school, toch? Niet binnen deze vier huismuren. Dus barst mijn zoon nog meer uit zijn voegen.  Hij schreeuwt voorbij de krop in zijn keel. Hij probeert mij te raken met zijn boze woorden en handen. Hij klemt zijn vuisten en kaken op elkaar, tot hij opnieuw voelt dat hij kan loslaten. Ik help hem zakken. En ontvang de tranen die bang in zijn buik zaten te schuilen, tot ze veilig naar buiten konden komen. Ze willen eruit. Ze mogen eruit. Zonder oordeel, zonder straf. Met liefde en geduld, al heb ik dat laatste GODVERDOMME ook niet elke dag. Die liefde gelukkig wel, dat maakt veel goed. De muur, de hoek of de nadenkstoel – die eigenlijk gewoon een veredelde strafstoel is. Zou dat echt werken, denk je? De muur, de hoek of de nadenkstoel – die eigenlijk gewoon een veredelde strafstoel is. Zou dat echt werken, denk je? Zou een ‘stoute’ peuter of kleuter, die te hoog in zijn oncontroleerbare emoties zit, zelf tot rust en inzicht kunnen komen? En zelf kunnen nadenken over zijn gedrag? Om die zelfgeleerde les te onthouden voor de rest van zijn leven of, in het beste geval, voor de rest van zijn dag. Dan zit ons werk als ouder er op: dikke duim! Toch? Zo werkt het niet – al straf ik ook wel eens, uit (on)macht der gewoonte. Stel je even voor: je had een kutdag op het werk. Je kreeg onder je voeten van je baas omdat je een opdracht niet had begrepen. Volgens jou had hij jouw harde werk niet begrepen. Maar je beet ‘flink’ op je tanden, ook al sloeg je momenteel GODVERDOMME liever op de zijne. Je slikte ‘flink’ je woede binnen, en bedekte die met een dikke laag troostkoekjes. De hele werkdag lang liep je de muren op. Dan kom je eindelijk thuis, klaar om te luchten. Maar het eerste wat je vriend zegt is “Heb jij geen brood mee?” Je gaat compleet door het lint. Roept luider dan je zou willen. Gooit alles eruit – die koekjes zijn verteerd, maar wat eronder zit duidelijk niet. Je hoopt en wacht op een lieve schouder om op te huilen. Maar in de plaats krijg je een strenge blik en vinger die richting de muur wijzen. “Ga maar even tegen de muur staan”, echoot het nog na in je hoofd, “en denk eens goed na over je gedrag.” Alles wat je wilde, was dat iemand je zag. Met jouw verdriet. Dat iemand er was. Zonder oordeel of straf. Guess what: dat geldt ook voor kinderen, het zijn ook maar gewoon kleine mensen. Als je hen met hun rug en gevoelens tegen de muur zet, leren zij daar niets van, behalve angst voor macht. Krijg je zin om nu GODVERDOMME op mijn tanden te slaan? Ga dan maar even tegen de muur staan, en denk daar maar eens goed na.

Rien Mertens
28 0
Tip

Het klimaat

‘Waarom heb jij zo’n grote borsten en ik zo’n kleine?’ Dat is een vraag die ik aan elk lid van mijn vierentwintigborstig volleybalteam kan stellen onder de douche. Maar dit keer wordt ze aan mij gesteld. Laat ons even vergeten dat ze uit de mond rolt van mijn vijfjarige zoon. Hij kaapt een primeur weg met deze opmerking, waardoor ik even met mijn glimlachende mond vol tanden sta. Waarom mijn borsten groter zijn dan de zijne? Het hangt er maar van af waarmee je vergelijkt. Uiteraard vergelijk ik ook. Vooral met elk lid van mijn volleybalteam, waar even veel vel als verhalen worden blootgelegd onder de douche – love you ladies. Maar ook met saunagangers die, eenmaal boven de veertig, zelfs geen moeite meer doen om het gevecht met de zwaartekracht te verstoppen. Schoon vind ik dat. Ik ga niet ontkennen dat ik mij soms schaam over mijn borstgrootte (kleinte is nu eenmaal geen woord). Vooral vroeger, in mijn puberjaren. Eerst die pijnlijke schijfjes die je probeert te verstoppen onder een t-shirt, zoals een kleuter onder een deken – voor mensen zonder kinderen: dat is geen succes. Te klein voor een deftige mousse bh, te klein voor geen deftige mousse bh. Dan heb ik het helaas over de huidige stand van zaken, en niet meer over die schijfjes. Als mijn kinderen de klimaatopwarming waren, vertegenwoordigen mijn borsten de gletsjers die langzaam inzakten. ‘Ach’, troost mijn vriend mij, ‘ze zijn klein maar stevig.’ Dan heeft hij het helaas over mijn borsten voor het moederschap, en niet meer over de huidige stand van zaken. Want met twee borstgevoede kinderen gaf ik, naast mijn slaap, ook mijn stevigheid op. Als mijn kinderen de klimaatopwarming waren, vertegenwoordigen mijn borsten de gletsjers die langzaam inzakten. En mijn tepels de bomen die tevergeefs recht probeerden te blijven op iets wat vroeger voelde als vaste bodem. Hoe deprimerend. Al hangt het er maar van af waarmee je vergelijkt. Het klimaat is zoveel deprimerender. ‘Ach’, troost ik mezelf, ‘ze zijn klein en niet meer stevig maar toch de perfecte cadeautjes van moeder natuur.’ Want hoe dankbaar ben ik voor die drie volle jaren dat ik mijn zonen mocht voeden. Dat ik ze zo dicht bij mijn hart mocht dragen. Ze mocht sussen met de twee betrouwbaarste bomen die mijn gletsjers rijk waren. Klein maar groots. Hoe bijzonder. Die momenten nemen ze mij nooit meer af, in tegenstelling tot mijn stevigheid. Die vloeide weg tot een stevige basis voor mijn kinderen. En dat is een wonder. Het hangt er maar van af waarmee je vergelijkt.

Rien Mertens
114 5
Tip

Kriekenkoeken op zondag

Zondagochtend bij de bakker. Er staat al een lange rij mannen voor mij – blijkbaar is dit een mannentaak, daar moet ik het straks toch even over hebben met mijn vriend. Ik zoek mijn portefeuille tussen de verloren schatten in mijn uitpuilende handtas. Voor ik het besef, ligt het eruit. Daar sta ik dan, aan de grond genageld. Te kijken naar wat er zich afspeelt tussen mijn benen. Daar ligt het dan, fel afgetekend op de vloer. Je kan er niet naast kijken. Dat bevestigen de blikken uit de wachtrij. Al dat testosteron staart mijn richting uit. Om dan ongemakkelijk naar beneden te kijken. Mijn verloren voorwerp trekt meer aandacht dan de laatste kriekenkoek op het rek, waarvan iedereen hoopt dat de persoon voor hem die niet bestelt. Een gebruikt maandverband. Dat viel net uit mijn overvolle handtas. Sorry, ik bedoel een herbruikbaar maandverband. Maar dat vinden de meeste mensen even vies, ook al is het een vers gewassen exemplaar. Daar sta ik dan, aan de grond genageld. Te kijken naar wat er zich afspeelt tussen mijn benen. Wat is het verschil met een wegwerpmaandverband, vraag ik me dan bloedserieus af? Dat je het niet zomaar weggooit in de vuilnisbak? Fair enough. Dat is ook de reden waarom ik ervoor kies: dat je het niet zomaar weggooit in de vuilnisbak, na een keer. Of, nog erger, in het toilet – vraag maar aan de loodgieters in die mannenrij. Rood is toch mooi. Romantisch. Het is de kleur van de liefde. En in andere omstandigheden zijn mannen net enthousiast over de hoeveelheid vocht die ontsnapt aan de vrouwelijke onderkant. Het is de barometer van hun talent. Soit, laten we niet afgeleid raken, en dan richt ik mij vooral tot de mannen – denk nú aan een bebloed herbruikbaar maandverband, werkt het? ‘Wat mag het zijn voor jou?’, vraagt de bakkersvrouw als het eindelijk aan mij is. ‘Doe maar die kriekenkoek’, antwoord ik met beschaamde lippen. Want om een of andere reden had niemand voor mij die besteld.

Rien Mertens
111 1

Dromenland

Mocht er een wereldrecord rugje wrijven bestaan, had ik het verbroken. Al zou geen deurwaarder mijn prestatie officieel bevestigen, want dan zou die elke avond meermaals uit zijn warme zetel of bed moeten kruipen om te tellen en te timen. Hij, strak rechtop in het pak met een tikkende chronometer in zijn hand. Ik, naakt voorovergebogen over het ergonomisch onverantwoorde kinderbed van mijn 22 maanden oude zoon.   Wrijvend. Met liefdevolle handen die alleen rond hem draaien. Wachtend. Tot hij zich laat glijden in de zachte zakken onder zijn ogen. Weifelend. Hoe lang we nog blijven draaien in deze vicieuze cirkels. Wanhopend. Wanneer hij ons wakker weent voor ronde vier en wij hem knock-out tussen ons inleggen. Wenend. Vooral hij, soms ook wij. En verwonderd. Hoe diep je kan blijven scheppen in die bron van liefde. Al laten die nachtelijke wrijvingen wel hun sporen na.   Ouders van moeilijke slapers hebben weinig vangnet om op terug te vallen. Hun wekker piept even meedogenloos als die van werkmensen die ’s nachts doorslapen. Ze moeten mee met de maatschappij, met dezelfde snelheid en energie als hun kwieke collega’s. Doelen en deadlines halen, zonder snoozen. Ging er maar eens een maatschappelijke wekker af voor ploetermoeders en -vaders die te veel balletjes tegelijk in de lucht moeten houden: een huis, een gezin, een ‘carrière’ en graag ook nog iets dat op een privéleven lijkt – en dat in combinatie met die nachtelijke wrijfrecords.   Waren huizen maar meer dan een nummer in de straat. Dan konden buren over hun getalgrenzen heen de handen in elkaar slaan. Oud en jong zouden de beste vrienden zijn. Want achter de ene gevel tikken eenzame zielen de tijd weg met breinaalden of wandelstokken, terwijl andere huishoudens de wirwar aan to-do’s niet aan elkaar weten te haken. Samenleven blijkt niet zo evident in onze samenleving. We geraken moeilijk over de drempel van een vreemde deur.   ‘Nochtans zouden Yvonne en Marie-Jeanne hun deur graag openzwaaien’, denk ik dan al wrijvend. Zij wonen een beetje verder in de straat en hebben zelfs tijd om hun riool proper te vegen. Dat doen ze langzaam en grondig in de hoop dat er af en toe iemand voorbijkomt om naar te staren of, in het beste geval, naar te zwaaien. ‘Misschien moeten we eens aanbellen met een voorstel?’, fladderen mijn gedachten. Maar te vaak ontpopt mijn denken zich niet tot doen. Dus ploeteren we verder in onze cocon. Zo’n heerlijk bordje slow meme-kost zou nochtans wel smaken, net als het warme gevoel dat uit gedeelde kookpotten opstijgt.   Een zachte zucht. Hij slaapt. Nu is het aan mij om een weg naar dromenland te banen.  

Rien Mertens
0 2

Met vallen en opstaan

Ik ging bijna op mijn bek in een volle wagon. Onopvallend opstapje gemist. Op de voet gevolgd door de nodige arm- en kniezwengels om mijn evenwicht en gezicht niet te verliezen. En dan maar hopen dat niemand kijkt – wishfull thinking dus. Ik buig mijn red head in een schaamteloze hoek van 65°, net onder oogcontactniveau, en stap door alsof ik juist de meest normale kraanvogelmove uit Karate Kid maakte.   Het doet zeer, zo’n uitschuiver. Vaak meer aan je ego dan aan je arm of knie. Hoe hard mijn bloed ook uit die schaafwonde parelt of mijn hart in die pijnlijke plek bonkt, rechtstaan doe ik. En zonder verpinken ‘Jaja’ antwoorden op de vraag of alles oke is. Je kan moeilijk roepen: ‘Nee het gaat niet, zie je niet dat het bloed uit mijn knie stroomt trut. Ik heb je medelijden niet nodig.’             "Het doet zeer, zo’n uitschuiver. Vaak meer aan je ego dan aan je arm of knie."   Laat je vooral niet afschrikken om te helpen als je mij halfdood op straat ziet liggen. Ik bewonder en bedank alle moedigen der aarde die koelbloedig eerste hulp kunnen verlenen. Ik zou ook helpen, als ik niet met een appelflauwte of paniekaanval op de grond lig te spartelen.   Ik bid altijd dat er plots iemand pijnloos uit de hemel valt en roept ‘ik ben verpleger.’ Dan is een dankbaar (rood) kruisje wel op zijn plaats. Hoeraaa voor verplegers! Zouden die zien dat ik soms fake dat alles oke is? Dat ik op mijn tanden bijt tot ik uit het zicht van alle ooggetuigen de schuif- en schaafschade opmeet. Waarom schaam ik mij daar eigenlijk voor? Iedereen valt toch eens. Nee, ik moet zo nodig ook struikelen over mijn kwetsbare karakter.   Liefst wil ik dan even verdwijnen, in een schaamteloze hoek van 90° met een pruilende onderlip. Tot vake of moeke met een kalmerend kusje komt. Zonder drama, zonder leedvermaak, met veel liefde. En extra helend familiespuk. Is dat oke?

Rien Mertens
5 0

One does not simply…

Peter Jackson, my precious,   Een juweeltje, jouw Lord of the Rings-trilogie. Drie keer goud. Drie kanonnen van kijkcijfers. Bomvol fantasie. En popcorn. Zo wit als het lege scherm waar ik naar staar. Gevuld met verwachting – en na de reclames ook met popcorn. Oh lord, wat ben je geniaal. Die verfilming. Die figuren. Die setting – goeie dingen komen altijd in drie.   Jouw visie, talent en wilskracht. Onuitputtelijk. In tegenstelling tot mijn king size popcorn. Ik raak sneller de bodem dan jouw rekening ooit zal doen. Oke, je hebt ze verdiend. Dweilde filmstudio’s af op zoek naar een sponsor. Schreef een scenario voor twee films. Raakte je financierder kwijt. Vond een nieuwe. Schreef een scenario voor drie films. Velen hadden opgegeven. Jij dacht: One does not simply walk into a film studio. We wants it, we needs it. Must have the precious.   Oh lord, die eerste drie. Mijn hart poft van opschudding. Howard Shore streelt mijn oor. Aragorn – spijtig genoeg alleen – mijn oog. Mount Doom prikt mijn neus, wat de warme traan verklaart die eenzaam naar beneden glipt. Al kan de dood van dappere Boromir daar voor iets tussen zitten – ah ja, euh: spoiler alert. Ik spoel de wrange nasmaak weg met wat overblijft van mijn popcorn en een échte cola – die breng ik mee van thuis: ik weiger de uitbuitboulimie van Kinepolis te slikken, behalve de popcorn dan. One does not simply ask 12 euro for a coke. Sneaky little Kinepolises. Wicked, tricksy, false!   Goeie dingen komen in drie. Drie keer goud. De kleur van maïspitten. De restjes in de doos popcorn. Onderaan. Een teleurstelling vergeleken met hun voorgangers. Niet ontpopt. Hard om te kraken. Smaakloos. Je krijgt ze enkel binnen omdat je Pavlov-mond al kwijlt bij de herinnering aan iets goeds. Waar mijn metafoor naartoe gaat?   De nummers na de drie: jouw Hobbit-trilogie. De geur van nostalgie lokt me binnen. Ik kom bedrogen buiten. Wat een flauw afkooksel. Mijn buikgevoel blijft op zijn honger zitten. Na lang sabbelen, hou ik alleen een kleffe smaak over. En een droge mond van te veel stomverbaasd openvallen. En toch. Toch schuifel ik naar nummer twee. Zelfs naar die draak van een nummer drie. Geconditioneerd. Getriggerd door het succes van de vorige trilogie.   My precious Peter Jackson. Self-made man. Je lijkt een toffe kerel. Getalenteerd. Maar je verloor jezelf in je verhaal. De kracht van de ring werd te groot. De kracht van meer. Steeds meer. En tegelijk minder. Oh lord, the irony. Ik wil geen olie op het vuur gooien, maar wij willen terug popcorn! We wants it, we needs it. Must have the precious.

Rien Mertens
59 0

Het is stil waar het nooit waait

Kijk, ik vind je leuk. De manier waarop je mijn wangen streelt. Met mijn haren speelt. Naar me fluit. Voel jij dat ook? Lieve stoot, ik hou van je. Jouw zekere aanwezigheid. Jouw natuurlijke kracht. Je sleept me mee. Als een vriendelijk duwtje in de rug. Behalve als je tegen me bent, op de fiets. Dan trappel ik ter plaatse. En ga ik soms zelfs trillen… aan mijn bovenbillen. Wind (m)Jij voelbare horizontale luchtstroming in de dampkring Op dagen dat je briest, heb ik zin om naar zee te gaan. Even alles laten waaien. Haarpunten die als zweepjes in m’n gezicht slaan. Ogen die spontaan tranen in de stroom. Een vertrouwde hand die luchtig mijn huid streelt. En de wereld rond me laat bewegen in een krachtige choreografie. Een plastic zak probeert dansend van straat te geraken. Het halflange gras doet een warrige wave. Een geluidsgolf breekt kwetsbaar in de branding van een wolk. Beschreven blaadjes ruisen.De draaglijke lichtheid van het bestaan. Keek je al naar de klassieker American Beauty? Daar blaast de wind hoge tonen. Sierlijk opwaaiende balletblaadjes spelen een hoofdrol in de film die een van de personnages draait. Zo mooi. Voor wie ze ziet. Die alledaagse dingen. Zoals ik. Onlangs nog. De stationsdeur waaide wijd open net toen ik aan kwam stormen. Achter mij viel ze netjes weer in het slot. Ik was uitgelaten. Door de wind als persoonlijk portier. Een magisch moment dat een wit dozijn tevoorschijn toverde. In mijn mond. Vol tanden. Lieverdjes, laat je af en toe omverblazen. Geniet van de kleine dingen, hoe hard en onzeker het leven ook kan zijn. Sluit je ogen bij een goed nummer. Neem alle kleuren van een zonsopgang in je op. Boetseer figuurtjes uit voorbijglijdende wolken. Denk aan een veld vol bloemen als je onder versgewassen lakens kruipt. Geniet van een spinnende gat-in-de-lucht-stekende kat op je schoot. Van versgezette koffie met uitnodigende rooksignalen. Van de waterpareltjes op je glas heerlijk frisse mojito. Van een beetje in de wind zijn na zo’n heerlijk frisse mojito. Van een goed boek met passages die je zo kan kopiëren in je dagboek. Een innige knuffel die je vasthoudt. Een aansluitende onderbroek die niet tussen je billen kruipt. Een mystiek mistige ochtend die bomen aftekent als statige silhouetten. Een onbekende die de deur voor je openhoudt. De lach van een onbekende als jij de deur voor hem openhoudt. Een leuke reactie op je blogpost (wink wink)… Van de onwaarschijnlijk mooie lichtheid van het bestaan. Go wherever the wind takes you.Waai waai! "You can own the Earth and stillAll you’ll own is Earth untilYou can paint with all the colors of the wind"- Pocahontas, Disney

Rien Mertens
76 0

De beste stuurlui hebben wallen… of zoiets

“Heeey!” Hey!“Alles oke?” Ja.“Je ziet er goed uit.” Merci, jij ook.“Wel wat moe precies.” Bwa, cava.“Weinig geslapen vannacht?” Valt wel mee.“Of gewoon standaard slaap te kort?” NEE!Gewoon standaard wallen. Bitch.Dat antwoord ik wel eens. In stille frustratie.Dat laatste zeg ik nooit hardop. Het eerste ook niet.Ik houd het. In grote zakken. Onder mijn ogen.In mijn intiemste kringen. JA.Het is een van mijn tienertrauma’s.Wat wil zeggen dat het daar begon.Niet dat het daar is gebleven.Spijtig genoeg. WALLEN.In Amsterdam zijn ze populair. Ik zou liever niet hebben dat ze mijn gevel sieren met hun neonschijn. Ooit vroeg iemand of ik een blauw oog had. Bam! Kon ik toen maar letterlijk door de grond zakken. Of in mijn pijp kruipen, zoals Mario Bros <pru pru pru>. Al geeft schaamwangrood wel mooi met oogwalblauw. Ooit vroeg iemand zelfs of ik een junkie was. No shit! Mijn wallen overdag optrekken – wat mijn ogen tot hallucinante spleetjes kneep – was ogenschijnlijk niet het beste idee. Kijk, ik kan er niets aan doen. Behalve dan een zalfje. Zie het als permanente oogschaduw. Aan de verkeerde kant van mijn oog. Een erfelijke kring die trots haar familiekleuren draagt. Blauw bloed. De koningin van de lage wallen. Sierlijk op mijn tronie. Zie het positief. Als twee permanente smileys met dubbele kin. Uitgezakt op een kussentje onder mijn kijkscherm. Ach, ik heb er vrede mee genomen. En wat fond de teint kan wonderen doen.Dat zeg ik dan. Tegen mezelf.

Rien Mertens
32 0

Lucky number twelve

Is het bijgeloof of autisme? Ik reken dit het liefst onder de eerste noemer, als een soort van gemakkelijke gewoonte. Andere mensen bestempelen het misschien eerder als een autistisch trekje… Elk cijfer dat ik min of meer zelf kan bepalen, krijgt ergens een twaalf in verwerkt. Twee eenzaten. Een één en een twee. Samen een duo van priemussen.   Waarom? Misschien gaat de geschiedenis wel terug tot op de schoolbanken. De som van mijn letters vertaalde zich namelijk vaak in klasnummer 12. Op de volleybal draag ik truitje nummer 12. Mijn beste vriendin heeft huisnummer 12 (jaloers, hoezo?). Ja, ik zet ook steevast het volume van de autoradio op 12, of op 24 als het wat luider mag, en ik begin of eindig alle gokgetallen bij schiftingsvragen met 12 (tot zo ver mijn bijgeloof want het heeft mij nog nooit geluk gebracht).   Ik hang eraan vast. Als een slecht cijferslot, gezien de extreem makkelijke combinatie. Ik wilde zelfs een kind in het jaar 2012. Mislukt! Nu kan ik alleen nog hopen en kopen op de 12e dag of de 12e maand. Want voor 12 kinderen ga ik toch passen.   Misschien ligt het aan de positie in het cijferbet (is dat wel een woord?): tussen de lieve elf en de ongelukkige dertien. Ingesloten door een dilemma, precies als in de tekenfilms: een engeltje links en een duiveltje rechts die elk hun mening delen. Ik kan op beide rekenen voor een oplossing.   Misschien is het omdat een team in de volleybal met twaalf moet zijn om een match te spelen. Misschien is het omdat de twaalf de 1 en de 2 zo mooi verenigt, zonder dat ze in competitie hoeven te zijn met elkaar. Misschien is het door de harde lijnen en hoeken van de 1 in combinatie met de zachte rondingen van de 2.   Zachtheid. Dat is wat dit cijfer typeert in het Frans: douze. Misschien is dat ook hoe ik mezelf graag typeer. Ik ben een twaalfje: wat hard at 1st sight, maar na een 2nd opinion gewoon een ontelbaar zacht karakter.     12 Jij bent mijn nr 1 én mijn nr 2 in één Het kerngetal van mijn bestaan

Rien Mertens
83 0

Over de zin en de zinnen van mijn leven

Woorden zijn krachtig. Ze maken kleine dingen heel groot of grote dingen juist heel klein. Ze kunnen onuitgesproken blijven en nooit worden vergeten. Of willen net worden vergeten zodra ze zijn uitgesproken. Ze raken hun doel vaak anders. Schieten te kort. Precies afgewogen of met een smakelijk schepje erbovenop… woorden kunnen de zin van je leven veranderen. Deze zinnen deden dat met het mijne.   > Sint-Maarten bestaat niet! -> Luidop zeggen dat je dat wel weet maar ondertussen roepen in je hoofd dat je nog in hem gelooft uit angst dat je anders geen cadeautjes meer krijgt. Een heilig man als de Sint weet toch wat je doet en denkt… FYI: wij hadden de coolste Sint E-VER als we klein waren, maar daarover meer in een andere post. > Is dat jouw hondje dat dood ligt op straat? -> “Nee, die ligt hier onder tafel aan mijn voeten. Fredo, Fredo!” Hm, toch niet… Het was wel degelijk mijn hondje dat dood lag op straat. Het rare was dat ik net die nacht had gedroomd dat ik hem nergens kon vinden. Over een vijfde zintuig had ik nog niet gehoord, maar ik dacht toen wel dat ik hem gedeeltelijk had vermoord. > P heeft kanker -> Je bent net tiener en je wilt wat. En dan denk je niet aan kanker. Wel aan een liefje, zoals P, een vriend van mijn broer waar ik lang verliefd op was. Ik durfde het niet te zeggen, zelfs niet toen ik hoorde van zijn kanker. Hij heeft het nooit geweten. Ik wel, omdat mijn broer het mij vertelde. Die moest in P’s kamer zoeken naar herinneringen voor een persoonlijke afscheidsmis. Hij vond er. Van hem, voor mij. In de vorm van liefdesbrieven. > Moeke en vake gaan scheiden… -> Euh, pardon. Echt? Zelfs al kwam deze zin na een voelbare periode van koude oorlog, hij sloeg in als een bom. Alle strategieën die we in onze thuisbasis ontwikkelden om te overleven werden met de grond gelijk gemaakt (toegegeven: de woorden klinken bombastischer dan de waarheid, maar ik geef me hier volledig over aan de beeldspraak). Ons hoofd werd opgesplitst in twee kampen: kamp Moe en kamp Va. Ik kan je zeggen: vroeger vonden we Stratego leuker. > We moeten je laten gaan -> Of een eufemisme voor ‘Ik ontsla je’. Net voor kerst. Economische crisis of niet, het was een diep dal voor mijn ego en zelfvertrouwen. Gelukkig werd ik nog geen maand later spontaan opgebeld door een ander communicatiebureau om te starten als copywriter. En dat zelfs zonder de bergen positieve feedback die mijn ex-baas beloofde te schrijven. Raar hoe mensen automatisch eerst aan traumatische zingevingen denken… Ik maak het goed met een aantal positieve punten en komma’s! > Surpriiiise! -> Toen mijn vrienden besloten een verjaardagsfeestje te geven voor mijn 21ste verjaardag. Ik was al verrast door al dat schoon volk, dan krijg ik nog een mysterieuze sleutel cadeau. Die leidde naar een kamer in mijn vader zijn bedrijf slash appartement die ze huisdoktersgewijs hadden omgetoverd tot een slaapkamer slash bureau. Mijn sleutel tot rust, tot een nieuw thuisgevoel en tot mijn diploma (die onderscheiding had ik nooit gehaald met die scheiding van mijn ouders). > Je hebt de job -> ‘Fris rostje’, schreef ze op mijn cv na ons gesprek. ‘Je ligt bovenaan mijn schuif’, zei ze na ons gesprek. Ik durfde het niet meer te geloven na alle valse beloftes van bedrijven waar ik solliciteerde als starter. Al wou ik deze job écht (écht!) heel graag. Mijn aura bekende blijkbaar kleur, want – pioe wioe – ik kreeg groen licht! Mijn eerste vaste contract. In een beestig communicatiebureau in Brugge. Bedankt L van Cayman :) > Wil je meter worden? -> Al werd de vraag niet zo letterlijk gesteld. Ik ontdekte het letter voor letter toen ik het geboortekaartje in mijn handen kreeg (voor de baby van een paar uren oud bedankte ik nog even). Het leukste van de wereld! Mijn petekind bedoel ik. Maar ook zijn kaartje: voor iedereen een 3D-puzzel van een vogeltje, en voor het gezin een gepersonaliseerd Flock-vogeltje om neer te strijken op een kledingstuk. Dat van mij bekte ‘meter’, mijn broer droeg een met ‘vake’ en de andere twee kregen een ‘nonkel’ tweet. #trots! Borst in de lucht. Heel hoog. Jaja, de lat is gelegd… bedankt broere! > Amaai, zo knap dat jij bent geworden -> De woorden van een nonkel die na een paar jaar opnieuw opdook op een familiefeest. Een mooi compliment waar ik wat van blonk en bloosde. Toch kan ik het niet laten om tussen de lijnen te lezen dat dit ook iets (oké, zelfs veel) zegt over vroeger. Maar hey, hoe cool is het om met je foto’s van toen te kunnen lachen? Heel cool, maak ik mezelf graag wijs!> Ik ben een klein beetje (veel) verliefd op jou -> Het moment. De uitdrukking op mijn gezicht. Mijn mond die bleef openstaan zonder vork in mijn handen. Ik herinner mij nog perfect wanneer ik dit las (mijn vader die aan dezelfde tafel zat te eten waarschijnlijk ook). Een sms van een goede vriend… toen toch. Nu… mijn beste vriend! En mijn liefste. Dus een klein beetje (veel) bedankt voor de mooie jaren liefie.

Rien Mertens
0 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen