De lift

Pons
10 mrt 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

De lobby van het hotel was overvloedig bekleed met scharlaken fluweel. Een blauwdruk van vergane glorie. We kregen korte aanwijzingen om de lift te nemen naar de 107de verdieping. Daar hadden we een kamer binnen ons karige budget. De miljoenenstad vrat in geen tijd je geld op als je in een deftig hotel wou verblijven. We hadden de grootte van het gebouw niet kunnen inschatten. De foto’s op computer toonden een wat onpersoonlijke wolkenkrabber. Een bescheiden kamer met witmetalen bedden. We waren allebei opgegroeid in een huis met weinig verdiepingen. Het leek alsof we zo ver daarboven geen aarding meer zouden hebben met de grond, alsof we in het ijle zouden leven. We besloten dat de kamers aan deze prijs hoger gelegen waren, waardoor de klanten meer tijd verloren aan de lange trajecten in de lift. Dit nadeel bracht ons een korting op en we vatten weer moed. Onze geanimeerde overwegingen waren onzichtbaar voor het personeel. Zonder levenslust werkten ze voort. 

De lift was enorm en eveneens in donkerrood fluweel. Ovaal. Een danszaal eerder dan een lift. Andere hotelgasten zaten her en der verspreid, apathisch. Ze leken overgeleverd aan de tocht. De boy vroeg ons kordaat wat onze verdieping was. Hij drukte op een knop ergens bovenaan. Er was geen liftmuzak, enkel stilte. Een ontzield koppel zat op een ovale bank in het midden voor zich uit te staren.  De anderen, een twintigtal, waarvan iets meer vrouwen als mannen, stonden tegen de beklede wanden en keken elk een andere richting uit. Het was zulk een artificiële opstelling, bestudeerd bijna. Was het geregisseerd, zaten we in een opname? Ik zag aan mijn vriendin dat ze zich dezelfde bedenkingen maakte. Ze snoof een fijne scheut lucht binnen alsof ze haar hersenen wou voeden om dit mysterie te begrijpen. De boy klikte nog enkele andere verdiepingen aan en de lift trad in werking. Vreemd genoeg maakte hij concentrische bewegingen terwijl hij steeg. Bij elke verdieping draaide hij om zijn as. De draaibeweging gaf ons het gevoel dat we opgetild werden, dat de zwaartekracht ons had opgegeven.  Bij de eerste verdiepingen waren we te verbaasd om iets te voelen, maar al snel trad een misselijkheid op die niet te stuiten was. Mijn vriendin ging langs de kant zitten, stelde zich hard op, beslist om niet toe te geven aan haar duizeligheid, maar ze moest al gauw een plastic tasje volkotsen. Ook mijn maag draaide zich om. De andere liftreizigers bleven apathisch gefocust op een punt. Konden ze de draaierigheid hiermee om de tuin leiden? Onze reactie op de trip sloeg hen niet uit hun lood. Niemand snelde ons ter hulp. Ze leken op die paspoppen die melancholisch met hun half geschilderde ogen in het ijle staren, steunend op hun stijve ledematen, maar deze personen waren wel degelijk van vlees en bloed. Ze zagen eruit alsof ze met een zware waarheid moesten omgaan, waarvan iedereen op de hoogte was, behalve wij. We waren naïef. We gaven toe aan onze lichamelijke reflexen, terwijl er schijnbaar iets veel erger aan de hand was. Hoe veraf was het moment waarop we enthousiast het toeristengidsje hadden doorbladerd. De lift stopte even tussen verdieping 53 en 54. We wachtten eerst af wat de volgende verrassing kon zijn, een denderende crash. We wendden ons af van die waanidee en overlegden of we deze trip meermaals per dag konden ondernemen. Hadden we die martelgang over voor een goedkope hotelkamer? Mijn vriendin, die er het ergst aan toe was, vermande zich. Het was veel geld en we zouden iets anders moeten zoeken. We zagen de werkdagen aan ons voorbijgaan die de trip had gekost en besloten dat we het wel gewoon zouden worden. De tweede helft van het traject was zo mogelijk nog erger, alsof de lift onze hoogmoed wou bestraffen. Er kwamen vibraties bij, kleine schokjes. Mijn vriendin vroeg aan een dame naast haar, waarvan de vale strakke rok dezelfde oubolligheid als de lobby uitstraalde, of dit normaal was. Alsof mijn vriendin haar hoogst onaangenaam nieuws had gemeld, wendde de dame haar blik snel af. Uiteindelijk gingen de liftdeuren open. Er waren geen vensters op deze verdieping. Als we geen opwaartse beweging hadden gevoeld, hadden we gedacht dat we naar het midden van de aarde gereisd waren. We zagen een zwarte kerel in uniform: een blauwe broek met een rode lijn en een rode blazer met gouden knopen. We vroegen hem waar onze kamer zich bevond. In zijn bijna kleurloos blauwe ogen zagen we dat ook hij het niet wist.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Pons
10 mrt 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket