Ik fiets door een eindeloos lange straat.
De wind waait scherp langs mijn jukbeenderen en ik hou mijn ogen strak toegeknepen.
Alsof ik gepolijst word tot een aerodynamische pijl.
Ik ga ook pijlsnel. Om me heen verandert het decor voortdurend.
De huizen, stoepranden en dwarsstraten worden herleid tot lijnen en vlakken die in vijftig tinten grijs aan me voorbij trekken.
Een grafisch perspectief waarin alles leidt naar dat ene punt.
De horizon die ik steeds verleg.
Nu en dan fiets ik onder een boom door en high five ik met laaghangende takken.
Ik ben graag in contact met de natuur. En zij met mij.
Dat bewijst ook de zwerm zwarte vogels die als confetti in de lucht uitwaaiert om mijn naderende thuiskomst te vieren.
Precies op het moment dat de strijkers in het nummer waar ik naar luister alles opentrekken.
De dynamiek zakt weer in tot een donkere baslijn met af en toe een rauw klikkend geluid dat perfect past bij het schichtige oogcontact dat ik maak met mijn tegenliggers.
Ze zijn figuranten in mijn mentale videoclip.
En ze weten verdraaid goed hoe ze zich moeten verhouden tot de beat en de structuur van mijn muziekje. Hun choreo is er geen van de willekeur.
Bijna zou ik denken dat iedereen en alles mee in dit muzikaal complot zit.
Tot ik mijn oortjes even uitdoe om de supermarkt binnen te gaan.
De jongen die daarnet nog een lichtend aura om zich heen had door het zonlicht op zijn blonde haren, staat nu zijn mooie hoofd te breken over stamppot met worst of kip teriyaki met eiernoedels.
Weet hij veel dat hij een tijdelijke god was in mijn muzikaal epos.
En dat hij daar voor veel uitdagendere keuzes kwam te staan.
In deze banale sfeer verdenk ik hem vooral van chillend in zijn boxershort na Kip Teriyaki te kiezen tussen Like of Nope op Tinder.
Ach ja, dat heet ook liefde, toch?
Niemand lijkt zich overigens te haasten op dit drukke uur en veel mensen slaan bananen, mango’s en ander rielekst paradijsvoer in.
Zou het komen omdat Jack Johnson de soundtrack voor deze supermarktscène verzorgt?
‘If music be the food of love, play on’ zei die ouwe Shakespeare.
Dat moet het meisje van de kassa zich nu toch ook bedenken.
Ze kijkt me namelijk betekenisvol aan, dus ik geloof haast van wel.
Dan vraagt ze of ik de bon wil. Die wil ik niet. Ik wil terug naar mijn solotrip.
Weer buiten op de stoep zoek ik nog even naar fijn geluid voor de laatste meters.
Ik scroll voorbij een aantal nummers die ik niet wil opzetten.
Niet omdat ze niet mooi zijn. Juist omdat ze mooi zijn.
Omdat ze een persoon zijn.
‘Ik wil je nu niet horen’ fluister ik hem in gedachten toe.
Dat mijn telepatische gaven nihil zijn en hij het nooit zal horen, is bijzaak.
Hij weet toch ook al niet dat hij zich schuilhoudt in een playlist waar ik vrij over beschik.
Ik vroeg ‘m nooit “Wil je mijn liedje zijn?”
Daar was geen wederzijdse toestemming voor nodig.
Hij vroeg het ook nooit aan mij. Niemand eigenlijk.
Misschien ben ik ook wel een latente traan in iemands playlist.
Of juist een brede lach. Je weet het nooit.
Ik druk op play en word getroost door een stem en zacht gitaargetokkel bij de ondergaande zon.
Kwestie van de juiste snaar te raken.