Jasmine Tomballe

Gebruikersnaam Jasmine Tomballe

Teksten

Carpe Noctem

“Ik hou echt zo van deze avonden” zegt mijn moeder opgewekt terwijl we na een laat avondmaal nog even staan op te ruimen in de keuken.Op de achtergrond klinkt vanuit een ver verleden het zachtjes huilende trompetgeluid van Miles Davis op ‘Nuit Sur Les Champs-Elysées’.Ze bedoelt het soort avonden dat sinds september weer als een doek over een bühne vol speelse zomerdagen valt. Traag en geruisloos in nachtblauw fluweel. Avonden die je inpakken en in slaap fluisteren. Liefdevol en dwingend. Anders dan de avonden die je mee op sleeptouw namen en uitdaagden toen ze nog warm en lichthartig waren.“Ja, gezellig, he” zeg ik op mijn beurt terwijl ik een paar kletterende borden in de afwasmachine laad. Tegen de buitenkant van een klein raampje dat op de tuin uitgeeft, botsen per ongeluk een aantal nachtvlinders. Telkens opnieuw. Ze vatten het glazen gegeven niet zo. Dom.Als kleine fladderende schaduwen tekenen ze zich af tegen het steeds dieper wordende blauw. Tot alles straks zwart is en zij onzichtbaar in een verborgen wereld verder vlinderen.Meer nog dan van de avond ben ik een aanbidster van de nacht. Van hoe hij ontsluiert waar we eigenlijk al die tijd al waren. In een stille, donkere, eindeloos grote ruimte. Waar ik vrij spel heb in een groter gedaante. En ik niet langer verblind ben door fracties van de fraaie komedie die de dag aan het licht brengt. Daar kan eenzaamheid zich in eenheid verenigen. En zo een geheim bondgenootschap smeden. Ik had er altijd van gehouden.‘s Nachts studeren bracht diepere focus, ‘s nachts muziek schrijven meer poëzie. ‘s Nachts huilen bood snellere troost, ‘s nachts kussen meer liefde. In maanlicht baden meer wijsheid, sterren tellen meer hoop. Meer dan eens werd ik een nachtraaf genoemd door mijn moeder, zelf een notoir voorbeeld van laatslaperij. Ik wens haar een goede nacht, die ze pas later tegemoet zal gaan, en loop de gang in. Het licht laat ik uit.Tanend donkerblauw schijnsel leidt me de trap op naar boven, naar mijn oude kamer waar ik weer even logeer. Ik hou de gordijnen open om vanuit bed een blik te kunnen werpen op het heelalletje. Dat dromerige duister was waar ik ook altijd naar zocht in mensen, bedenk ik me op de grens tussen leven en slaap. Bij wie enkel rozengeur en zonneschijn te rapen viel, voelde ik me al gauw onvoldaan. Zo ook in de liefde had ik wel eens het gevoel gehad dat ik geen hoogte kon krijgen van iemands diepte. Niet in diens oneindigheid kon gaan dwalen. Dat ik hongerig op een openbaring bleef wachten. En enkel kreeg wat ik zag. Het moet een onverwachte verklaring zijn geweest voor de lieve jongen die ik ooit ontsloeg na zijn vlekkeloze stage als Trainee Love Assistant bij mijn levensbedrijf. “Ik vind je nacht niet” was al wat ik kon zeggen toen hij vroeg wat er dan mis was gegaan. Het bleef bij een one-night stand en duizend-en-één vraagtekens. Hij moest zijn eerste lessen nog leren over vrouwen met obscure harten.  

Jasmine Tomballe
0 0

We moeten praten

Half acht ‘s ochtends. Ik heb haast, want ik ben traag. En híj doet ook nog eens lastig. Stribbelt tegen. Hhhh. Ik pak ‘m beet en snauw “Serieus? Ga je me echt nú kloten?!”. Ik kwak ‘m net niet tegen de keukenmuur. Hij zegt niks terug. Onverstoorbaar als ie is. Dan maar de schaar erin. Koffiepakken zijn ook geen praters. Dat komt op zijn minst omdat ze niet leven. Ik praat eigenlijk gewoon tegen alles. Dead or alive. Stoot ik me aan een stoel is het van “Fckk, ga uit de weg!”. Een vuilniszak die niet uit de vuilnisbak wil wegens te dik: “Move, rotzak”. Pun niet eens intended. Fiets die niet wil balanceren op een hellend vlak : “Doe normaal, FIETS!”. Alsof het een belediging is. Dat wordt eender welk neutraal woord als je maar briest. Ik doe ook wel lieve dingen zeggen. Dan sta ik te roeren in de pan en zeg “Joepieee” tegen de quinoa want die pruttelt zo vrolijk. Quinoa geeft er geen reet om. Stoïcijns voedsel ook. Tegen de ventilator zei ik laatst bemoedigend “Yes, you’ll do the job”. Want ventilatoren verstaan natuurlijk alleen Engels ofzo. Hij blies gestaag verder onder mechanisch nee-geschud. De koffie is gezet. De stilte keert weer. Ik drink mijn kopje op het balkon om mijn zen te bewaren ondanks het genadeloos tikken van de tijd. De Toscaanse jasmijn die mijn kleine oase heeft overwoekerd, staat in volle bloei. En een slak die zich duidelijk niet bewust is van tijd, likt wat aan een bloem. “Halloooo, kleine slijmerd, is het lekker?” zeg ik met een hoog piepstemmetje. Dat doe ik tegen alle dieren wanneer ik ze begroet. Vinden ze leuk. Ik krijg althans geen klachten. Katten richten gewoonlijk eerst hun oren en kijken dan matig geïnteresseerd mijn richting uit. Daarna gaan ze resoluut voor oostindisch doof. Ze doen ook zo graag hard to cat. Tegen alle hondjes in da club zeg ik inspirerend “Hey, Woefie!”. Dan gaan ze met hun tong uit hun bek een beetje ter plaatste trappelen. En kijken me aan met een onwetendheid die aandoenlijk is. Iedereen verdient een vriendelijk woordje. Dat vind ik. En als ik later groot ben, word ik Franciscus Van Assisi. Een portie dagelijks brood later, zit ik op de fiets. Tegen de wind in kom ik nauwelijks vooruit en ik roep in het ijle “Hou hier maar mee op, ja!”. Een tiental meter voor me zie ik plots een bekende rug. Het is mijn collega Emma. Aardig meisje. Ik doe echter geen moeite om vaart te maken en probeer de afstand te bewaren. We hebben het soort contact dat alleen maar werkt binnen de bekende context. Als een sluipende schaduw blijf ik achter haar dralen. Wanneer ze de fietsenstalling inrijdt, heeft ze nog steeds niks in de gaten. Ik blijf nog een minuut langer buiten om helemaal niks op mijn telefoon te checken. Emma zal nu wel binnen zijn, gok ik. De kust is veilig. Ik stal mijn fiets en onderdruk een “Tot straks”. Na al dat gezwoeg vind ik dat ik een ritje met de lift wel heb verdiend. Die ontspanning gunde Emma zichzelf ook, zo blijkt wanneer ik haar bij de lift tref. Ik kom met een spontane “Heeey goeiemorgen, jij hier ook haha” voor de dag, maar daar stopt het dan. Ik weet niet wat te zeggen. Emma ook niet. Er valt een ongemakkelijke stilte. Tevergeefs probeer ik het nog met een slecht geconstrueerde mededeling over het weer, maar ik word inmiddels knalrood van mijn eigen onhandigheid. De lift is er. Nog vier etages gênant gezwijg. Boven zonder ik me af in de toiletten. “Goeie zet, weirdo” zeg ik tegen mezelf. “Ja, thanks…”.    

Jasmine Tomballe
0 0

Unie(k)

Ik zie mijn jas lopen. Ze kwam net uit een zijstraatje en slentert nu voor me.Er zit een meisje in. Ze draagt ook zwarte skinnyjeans en een paar achteloos coole Nike’s. Lang haar, zonnebril. Net als ik. Het is een uniform. Een soort code. Ik zag al eerder variaties van dit meisje. Ik ben er zelf één. Of zij één van mij. Het is maar hoe je het bekijkt. “Spiegel im spiegel” speelt in m’n hoofd. Ik wil weten wat wij betekenen. Zou dit meisje dezelfde dingen eten als ik, naar dezelfde muziek luisteren en bij dezelfde toffe hangouts hangen?Zou ze denken over de dingen zoals ik denk over de dingen?Houden van de dingen zoals ik houd van de dingen?Weet ze dat de meeste van haar waarheden alleen gelden in de dimensie van de mensen? Dat het hondje dat voorbij huppelt niet in sociale klassen gelooft, maar wel in hoe iemand stinkt. En dat de reiger die overvliegt zich niet afvraagt of hij wel mooi genoeg is voor de wereld plus schijt heeft aan landsgrenzen. Waardeert ze die waarheden ook?Hoe vaak werd haar hart al gestolen? En hoe vaak werd het al gebroken? Houdt ze überhaupt de tel bij of kiest ze inmiddels voor selectief geheugenverlies? Wat een boeven lopen er ook rond, hè meid…Maar daar komen we weer overheen. Dat zeggen ze allemaal.Ook de gekke man die net ons pad kruist. Die brult dat Jezus ons zal redden alsof zijn leven er van afhangt. Een andere man roept terug “Ik heb geen zus, ik zal mezelf wel redden dan”.Daar moeten we beiden om lachen kan ik zien terwijl het meisje opzij kijkt.Misschien hebben we hetzelfde soort humor. Lacht ze zich ook dood om haar eigen slechte grapjes. Misschien kent ze wel soortgelijke situaties als ik ken, soortgelijke mensen die ze vrienden noemt, soortgelijke mensen die ze niet meer wil kennen, vergelijkbare highs en lows.Ziet ze elke ochtend dezelfde zon en elke nacht dezelfde sterren.Daar wordt ze dan vast ook lyrisch of wel eens weemoedig van.Misschien heeft ze er soms geen woorden voor. Wie weet huilt ze dan stilletjes omdat het zo’n onbevattelijk gevoel is dat ze zo belachelijk klein is, maar tegelijkertijd zo groot als het hele bestaan. Zich afvragend waar ze mee bezig is terwijl ze dag in dag uit maar een beetje van hier naar daar loopt. Momenteel door een winkelstraat in Amsterdam met een onbekende in haar kielzog. Verbonden door een outfit, maar dat weet ze niet. Misschien door veel meer, maar dat weet ik niet.Wat als ze zich zo meteen omdraait en mij in haar jas ziet? Zou ze dan bang zijn dat ze niet uniek is of juist gelukkig omdat ze niet alleen is? Dat moment komt er niet. Ze loopt naar een bekende die haar naam roept.Ze heet Jasmijn, mijn jas.  

Jasmine Tomballe
0 1

Dit is het dan

“Zie je wat het is?” hoor ik A. in de luwte van mijn benevelde dagdroom vragen.We liggen versuft door de zon in het park. Omgeven door bakjes smeer-, dip- en grijpbaar voedsel en een halflege fles cava.“Hm?” vraag ik. “Wat die wolk is?” verduidelijkt A.Ik hou mijn hand als een klepje boven mijn ogen. Het is me meteen duidelijk.“Het is een nogal dikke hagedis met een lange neus en hij staat in aanvalspositie. Een soort Pokémon ofzo. Hij ziet er niet uit, maar je lacht je dood en dat is zijn tactiek”.“Ik zag iets totaal anders” zegt ze lachend. “Voor mij was het een kromme opa met een pet op”. Nog eens kijken hoe ze dat erin zag. Er blijft niets over van wat zij of ik dachten te zien. De wolk is weer wat anders.Is het een vogel? Is het een vliegtuig?Ik zoek tevergeefs naar een beeld of een concept om te labelen, maar slaag er niet in om er meer van te maken dan “Nu is het een wolk”.“Wil je nog een aardbei?” vraagt A. Ja, ik lust wel iets concreets.Ik vraag haar hoe die ene date met die leuke kerel nog was verlopen.“Jahhh…” zegt ze terwijl ze haar wenkbrauwen hoog optrekt.Met zo’n intro kan het nog alle kanten uit.Ze vertelt me wat een ontzettend leuke avond het was geweest. Dat hij het zo gezellig had aangepakt en dat ze het meteen goed met elkaar konden vinden. Geen rare stiltes. Grapjes maken. Hij een gentleman. Zij haar eeuwige vlotte zelf. Zonsondergang erbij.Ik merk dat ik meeleef zoals met eender welke romcom. Mijn ademhaling zit hoog en ik heb een glimlach van oor tot oor.Zo keek ik als kind ook naar Disneyfilms. Die shiny prinsessen leerden me hoe ik en de liefde er moesten uitzien.Ik vraag net niet smachtend wanneer ze hem weer terug zal zien en in mijn hoofd klinkt “Dit is het dan” (link) uit Assepoester.“Hij laat niet meer van zich horen.”“Wat?!” Ik sproei een halve aardbei door mijn tanden heen en Assepoester is ook toedeledokie.“Ja…plots ging hij heel lang wachten met terugsturen en op mijn laatste bericht heeft ie zelfs niet meer geantwoord. Ik snap er niets van want het was echt heel leuk. Ik vraag me al heel de tijd af of ik iets verkeerd heb gedaan of dat er wat mis met me is ofzo. Of misschien is het toch gewoon een botte eikel?” Arme A. Zulke twijfels voor zo’n leuk meisje.Ik zeg:”Nee schat, je zag een droomprins. Nu wil je een botte eikel zien. Maar hij was altijd al gewoon een wolk. Laat hem en je idee over wie hij is dus varen, want panta rhei.”“Panda wat?” probeert A. nog. Snoever ben ik ook.“Alles stroomt.” Alsof ik het zelf heb verzonnen. “Ook cava trouwens. Wil je nog?”Ja, ze lust wel iets concreets.

Jasmine Tomballe
3 0

Mijn Liedje

Ik fiets door een eindeloos lange straat.De wind waait scherp langs mijn jukbeenderen en ik hou mijn ogen strak toegeknepen.Alsof ik gepolijst word tot een aerodynamische pijl.Ik ga ook pijlsnel. Om me heen verandert het decor voortdurend. De huizen, stoepranden en dwarsstraten worden herleid tot lijnen en vlakken die in vijftig tinten grijs aan me voorbij trekken.Een grafisch perspectief waarin alles leidt naar dat ene punt.De horizon die ik steeds verleg.Nu en dan fiets ik onder een boom door en high five ik met laaghangende takken.Ik ben graag in contact met de natuur. En zij met mij.Dat bewijst ook de zwerm zwarte vogels die als confetti in de lucht uitwaaiert om mijn naderende thuiskomst te vieren.Precies op het moment dat de strijkers in het nummer waar ik naar luister alles opentrekken.De dynamiek zakt weer in tot een donkere baslijn met af en toe een rauw klikkend geluid dat perfect past bij het schichtige oogcontact dat ik maak met mijn tegenliggers.Ze zijn figuranten in mijn mentale videoclip.En ze weten verdraaid goed hoe ze zich moeten verhouden tot de beat en de structuur van mijn muziekje. Hun choreo is er geen van de willekeur.Bijna zou ik denken dat iedereen en alles mee in dit muzikaal complot zit.Tot ik mijn oortjes even uitdoe om de supermarkt binnen te gaan.De jongen die daarnet nog een lichtend aura om zich heen had door het zonlicht op zijn blonde haren, staat nu zijn mooie hoofd te breken over stamppot met worst of kip teriyaki met eiernoedels.Weet hij veel dat hij een tijdelijke god was in mijn muzikaal epos.En dat hij daar voor veel uitdagendere keuzes kwam te staan.In deze banale sfeer verdenk ik hem vooral van chillend in zijn boxershort na Kip Teriyaki te kiezen tussen Like of Nope op Tinder.Ach ja, dat heet ook liefde, toch?Niemand lijkt zich overigens te haasten op dit drukke uur en veel mensen slaan bananen, mango’s en ander rielekst paradijsvoer in.Zou het komen omdat Jack Johnson de soundtrack voor deze supermarktscène verzorgt?‘If music be the food of love, play on’ zei die ouwe Shakespeare.Dat moet het meisje van de kassa zich nu toch ook bedenken.Ze kijkt me namelijk betekenisvol aan, dus ik geloof haast van wel.Dan vraagt ze of ik de bon wil. Die wil ik niet. Ik wil terug naar mijn solotrip.Weer buiten op de stoep zoek ik nog even naar fijn geluid voor de laatste meters.Ik scroll voorbij een aantal nummers die ik niet wil opzetten.Niet omdat ze niet mooi zijn. Juist omdat ze mooi zijn.Omdat ze een persoon zijn.‘Ik wil je nu niet horen’ fluister ik hem in gedachten toe.Dat mijn telepatische gaven nihil zijn en hij het nooit zal horen, is bijzaak.Hij weet toch ook al niet dat hij zich schuilhoudt in een playlist waar ik vrij over beschik.Ik vroeg ‘m nooit “Wil je mijn liedje zijn?”Daar was geen wederzijdse toestemming voor nodig.Hij vroeg het ook nooit aan mij. Niemand eigenlijk.Misschien ben ik ook wel een latente traan in iemands playlist.Of juist een brede lach. Je weet het nooit.Ik druk op play en word getroost door een stem en zacht gitaargetokkel bij de ondergaande zon.Kwestie van de juiste snaar te raken.    

Jasmine Tomballe
0 1

Ik denk dus het is

Ik moest nog even naar het postkantoor.Ik had online jurkjes besteld waarvan er eentje terug naar de webshop mocht. Waarom kan ik dat ook niet gewoon terugmailen? Flauw.Ik zit na het trekken van een nummertje mijn beurt af te wachten en scan mijn omgeving.Iedereen zit een beetje in zijn eigen bubbel.De meerderheid kijkt op zijn telefoon en is opgezogen door de virtuele dimensie. Kijkt af en toe op. Bedenkt dan in een verdwaasd ontwaken “Oh ja, hier ben ik eigenlijk ook”. Sommigen zoeken heil in het scherm waar de nummertjes traag oplopen. Je moet ergens mee bezig zijn. En best niet te met de mensen rondom je, want dat staat onfatsoenlijk. Doe dat maar op het web. Een moeder antwoordt op automatische piloot op onverstaanbare vragen van haar peuter. Het is meer “jij maakt geluidjes dus ik maak er ook”. Geen echt informatief gesprek. Ik denk dat ze aan andere dingen denkt. Verderop zit een man aan een tafel verzonken in gedachten en een stapel pakketjes. Z’n tong hangt uit z’n mond terwijl hij schrijft. Het is hier levendig en ademt diversiteit plus gemengde opvattingen over hygiëne. Naast me voeren twee dames een gesprek. De Ene klaagt. De Andere heult mee. Het gaat over de zus van de Ene. Daar heeft ze volgens mijn geluistervink/ luistergevink/ vinkengeluister ruzie mee. De Ene zegt ; “Ze wou niet haar het feest komen omdat ik daar zou zijn. En dan gaat ze wel via facebook dit en dat zeggen. En het is toch zus en zo”. De Andere zegt ; “Ze speelt spelletjes met je”. Zomaar even een opvatting als een zekerheid gelanceerd. Wie zegt dat de zus opzettelijk plannetjes zit te smeden? Ik herken dit denkpatroon als een chronische boosdoener in ons bestaan. Je eigen ideeën voor de waarheid aanzien. Om je gelijk te halen. Belangrijk. Een reflex waar ik mezelf ook meer dan ik wil op betrap. In ideeën zoals “Hij had duidelijk een Oedipuscomplex” of “Ze is onzeker en daarom doet ze dat” of “Hij is vast homo en moet er nog achter komen” of “Ze zal wel over me roddelen” of “Waarom kijkt hij naar haar? Ze hebben het vast met elkaar gedaan”. Illusies, hypotheses en interpretaties die een eigen leven leiden. Waaraan we een identiteit kunnen ontlenen. Maar zelden de waarheid. Het viel me pas te binnen toen iemand anders mijn persoon voor zichzelf had geanalyseerd en er compleet naast zat; “Je bent diep vanbinnen niet echt gelukkig he en daarom sluit je je gevoelens af” Was ik wel. Ik vond diep vanbinnen gewoon dat hij uit zijn bek stonk en ik vond iemand anders leuker. Maar hij had zijn waarheid en ik liet hem liever in die waan. Zo zitten al die mensen rond mij in hun bubbels dingen te bedenken die zij waar vinden. En ook buiten op straat gebeurt het. En ver buiten de stad. In andere landen. In andere werelddelen bedenken ze ook vanalles en vinden ze dat dat waar is. In andere tijden was de aarde nog plat. Deze week vonden twee mensen hun idee over een god zo ontzettend waar dat ze andere ideeën daarover beledigend vonden. En toen bedachten ze dat die ideeën moesten worden vermoord. En toen stierven er echte mensen. Om één voorbeeld te noemen.

Jasmine Tomballe
0 0

Vegetragisch

Meestal neem ik geen blad voor de mond.Behalve dan wanneer ik eet.Dan neem ik dingen die met een blad geboren zijn.Groenten dus. En fruit. En ook granen enzo.Kortom, plantaardig voedsel.Of dat van mij dan zo plant-aardig is, kan je wel weer gaan betwisten.Je zal zien dat ik er flink mee tekeer ga. Hakken, kappen, villen, vierendelen, spiezen, pureren, stomen, levend koken, bakken, poffen. Noem maar op. Ik doe het allemaal.Ik lust ze rauw. Ook wel heel lekker trouwens! Rauw.Met een sausje erover. Nootjes erbij.Een beetje amateurkok met gevoel voor esthetiek noemt dat een “salade”. Ik eet al een aantal jaren geen vlees meer.Dat komt omdat ik plots wel heel erg ging beseffen dat we zo lijken op datzelfde vlees.Je snapt me wel… Ogen, oren, verlangens, angsten en andere leuke attributen.Dat we in die lekkere bolognaisesaus een gemalen kindje van een koe hadden zitten, dat was me plots teveel.Vlees verloor z’n anonimiteit. Maar dat is mijn gevoel.Op zich heb ik geen problemen met de kringloop van het leven.Een leeuw zal zich vast ook niet afvragen of die sappige antilope een ziel heeft en pijn voelt voor hij genadeloos toeslaat. Het is eten en gegeten worden.Alleen hebben mensen het wel zo voor elkaar dat ze de dans ontspringen wat dat laatste betreft. We hebben de balans heel erg naar onze kant laten overhellen en eten veel meer vlees dan nodig is. Dat wil zeggen dat die balans voor de natuur veel minder goed uitpakt. Dat wil ook zeggen dat we geen respect hebben voor waar we uit voortkomen…Zonder al te veel te willen uitweiden over de criminele omstandigheden waarin dieren massaal aan hun einde komen. Of de enorme belasting die de elementen lucht en water voortdurend moeten slikken.Jaja… Daar wou ik dus niet meer aan deelnemen. Dan maar vrijwillige excommunicatie. Dat ik dat besluit nam, was niet echt een verrassing.Ik was nooit wat je noemt een “die hard carnivoor”.Hield altijd al van de rijke variaties die je met groenten, fruit en granen op je bord kan toveren. Lekker zachte en harde brokjes, reepjes en bolletjes in allerlei smaken en kleuren in je mond. Feestelijk toch!Toch blijkt vegetarisme nog steeds iets “speciaal”, “complex” zo je wil, te zijn.Zo bots ik regelmatig op nieuwsgierige vragen en opgetrokken neuzen. Met m’n alienvoedsel. Hah! Tofu, stel je voor! “Straks wordt ze nog een hippie ofzo” lees ik op hun gezichten. Laatst had ik weer zo’n etentje waar ik de enige vegetariër was. Eén van mijn tafelgenoten zei langs de opgetrokken neus weg dat ik ooit toch wel weer overstag zou gaan.Dat het vlees zwak is. Grapjas.Zoals ik al zei neem ik geen blad voor de mond.Dus zei ik heel bijdehand “Ik vind vlees inderdaad zwak en ik ben tot de tanden gewapend met groenten” Rotzak.“Euh ja dat zie ik”, zei hij “je hebt er wat groens tussen zitten”. Toen werd ik rood als een tomaat. Vegetarisch van kleur. Helemaal ik.

Jasmine Tomballe
6 0

We Zien Wel

Vandaag ben ik heel erg vrij want het is een Belgische feestdag. Wapenstilstandsdag.Dan vieren we het einde van de Eerste Wereldoorlog.Ik heb niets met wapens.Wel met stilstand en dan vooral de horizontale variant.Dus zeg maar dat ik gewoon een vrije dag vier.En wel eentje met onfatsoenlijk veel zon voor november.Opwarming van de wat?Met al mijn feestvreugde besluit ik er op uit te trekken.Beetje casual door de stad dwalen.Ik trek m’n stoute sneakers aan, stift m’n lippen rood en hop.Eerst ga ik maar eens wat chlorofyl snuiven in het stadspark.Dat valt tegen want het meeste groen is nu wel vergaan en je kan het overigens niet snuiven.Niettemin een mooie plek om even te reflecteren over de stinkende vijver en het florissante zwerfafval.Al snel zet ik mijn dooltocht verder.Na de parade van gesloten winkels en ontredderde toeristen kom ik aan bij de Schelde.Hier maak ik rechtsomkeert want ik kan niet over water lopen. Op de terugweg ga ik een straat in die ik zo goed ken dat we elkaar bij de voornaam aanspreken.Er is wat veranderd.“Is het je haar? Nieuwe bril? Ben je vermagerd?” vraag ik.“Nee” fluistert het asfalt “het is die koffiebar op nummer 12”.Nu je’t zegt, ja!Die ga ik checken want ik ben niet vies van het zwarte goud en het past in mijn ongeplande plan.De bar ziet er gezellig en hipstervriendelijk uit.Op het vrolijk beletterde raam lees ik “pop up koffiebar”.Zucht. Zeitgeist ook.Op het begin was het nog “Pop up? Ken ik niet? Vertel me meer over dat magische woord…”Nu geeuw ik “Uhu, ga maar in de pop up rij staan, ‘t is toch maar voor even”.Pop up hotels, pop up restaurants, pop up galerijen, pop up winkels, pop up relaties, pop up levens, pop up realiteit.AL-LES is tegenwoordig pop up. #wezienwel.Maar…niets is voor eeuwig.Dat wisten we toch al?Hoezo heeft tijdelijkheid plots zo’n stompzinnige naam nodig?Alsof bindingsangst een bedrijf is geworden.Nog zo’n buzzword.IE-DE-REEN heeft tegenwoordig bindingsangst. #ba.Zo van; “Heb jij al bindingsangst?”“Nee, ik weet nog niet of ik er al aan toe ben om het toe te laten” Ook ik lijd er aan, hoor.Ik heb moeite met veters en vind maïzena huiveringwekkend.Terwijl ik de menukaart bekijk, komt een oude bekende binnenwaaien.Het is Joost. Met Joost had ik ooit een hele leuke tijd tot hij zijn geheime wapen bovenhaalde.Je raadt het al. Bindingsangst.Hij ziet mij en m’n rode lippen ook en komt casual naar me toe gelopen.Hij neemt heel casual plaats tegenover me en we voeren een casual gesprek om te bewijzen hoe vrij we in het leven staan.Dan stelt hij de vraag.“Weet jij wat hier de wi-fi code is?”Ik zeg dat Joost het mag weten.“Oh haha..ik ga het even vragen dan. Ik ben liefst altijd verbonden”.Bindingsangst en verbindingsobsessie. #generatiedingetje.

Jasmine Tomballe
0 0

Zijden Draadje

Het is een vrijdag net voor valavond in oktober.Ik hang op de bank en kijk uit het raam want dat kan ik goed.Ze zeggen altijd dat je je talenten moet ontplooien.Dat lig ik uitgeplooid te doen.Ik vind dat je je bezigheden tot kunst moet verheffen, dus het is niet gewoon hangen en kijken.Flexibel als menselijke origami probeer ik de beperkte oppervlakte van de bank te benutten en dit met aandacht voor mijn ergonomisch welzijn.Bij het kijken probeer ik ook vooral te “zien”.Ik bedoel dat ik niet alleen ga registreren, maar ook ga nadenken over waar ik naar kijk. Fileuseufeere. De traag drijvende wolken en het tanende daglicht zijn weer eens een bron van mijmerij.Ik slaak bij deze gemoedelijkheid een interne “aah” en eet gezellig een knapperige appel.Zo’n Santana appel waar ik niet van ga overgeven en jeuken met m’n verrekte appelallergie.Wat een sfeervol herfsttafereel.Ik wou dat ik ook een open haard had zodat ik kon vertellen hoe het vuur knisperde.Gewoon omdat ik knisperen een tof woord vind.Terwijl ik me bezin over de eventuele aankoop en besef dat ook een goedkope kaars kan knisperen, valt me wat op. Een spin wappert voor mijn raam.Wapperen vind ik geen tof woord, dus ik ga zeker geen vlag kopen.Maar ik gebruik het toch, want zo geschiedt nu eenmaal.Het web dat het beestje heeft gemaakt, wordt geplayed door een knullig oktoberwindje en zorgt zo dat Spinnemans af en aan in mijn vizier komt.Ik ontvouw uit mijn origamische positie en sta op om hem van naderbij te bekijken.Hij hangt ondersteboven te chillen. Dat noem ik nog eens een webmaster.Deze is niet te omvangrijk.Ik denk terug aan het specimen dat laatst over de voorruit van de auto trippelde terwijl ik over de snelweg reed.Zo groot dat ie makkelijk een dodelijk verkeersongeval had kunnen veroorzaken.Hij had maar toevallig mijn been moeten bekruipen. Iets anders bekruipt me.Het macabere besef dat ik toen net zo makkelijk die spin had kunnen mollen.Hoe je gewoon een leven kan uitvagen door ervoor te kiezen.Denk maar aan elke mug en vlieg die je bewust doodde. Zo triviaal en willekeurig.Je zal verontschuldigend zeggen “ach, zo’n klein dier”.Maar een leven drukt zich niet uit in afmeting of gewicht.Het is de “one size fits all” van al wat bestaat. Is of is niet.Er zit evenveel leven in een olifant als in die vervelende fruitvlieg die op mijn Santana appel aast. Ik denk aan hoe ik ooit heel overtuigd een ander wezen zijn dood koos.Het was zomer en ik was vier ofzo.Ik speelde in het zwembadje in de tuin en een schattig lieveheersbeestje daalde neer op mijn arm.Het liet er een gelig spoor achter dat naar mijn inschatting plas of bloed moest zijn.Dat wakkerde mijn killer instinct aan en ik verdronk het arme dier.Niet eens in het zwembadje. Nee, onder een stromende kraan. Met deze godswaan indachtig kijk ik weer naar Spinnemans.Het is herfst en ik ben negenentwintig ofzo.Ik kies om hem lekker te laten leven.Wapperend op zijn zijden draadje.Het enige dat ik vanavond afmaak is mijn column.

Jasmine Tomballe
12 1

Rij Tuig

Vorige week ging ik weer eens op date met M. M.is een goedgemutste, rood gelipte blondine die het beste voorheeft met de wereld. Ultravegetarisch, open minded, luisterend oor, geduldig, kortweg ‘een lieve meid’. Zet haar echter niet op een fiets. Exit lieve M. Het fietstochtje dat we maakten naar het restaurant werd dan ook een klein slagveld. M. maakte korte metten met iedereen die haar pad kruiste. Juist. Háár pad en niet dat van een ander.   Weet je nog Mozes? En hoe die de rode zee splitste? Zo ging zij dus een drukke baan met tweerichtingsverkeer wel even regelen. Ik was de talmende Joodse achterban. M.‘zes gebaarde me over te steken en keek al die bange auto’s aan alsof ze ’t met hun leven zouden bekopen als ze zich durfden te verroeren. Zwakke weggebruiker, ammehoela.   Een beetje verder kwamen we vast te zitten achter een lijzige bakfiets. Wie niet bakfietst, heeft een godgloeiende rothekel aan die dingen. Wegens te lomp, te hippe-nieuwerwetse-ouder en vooral te traag. Ik had het nooit iemand zo demonstratief horen doen, maar M. zuchtte die bak, die fiets, die hippe moeder en haar Oililykroost gewoon even van de baan af. Wie zucht, die wint.   Bijna op onze bestemming bevond een achteloze pakjesbezorger zich op het fietspad met de rechterdeur van z’n vrachtwagen open. Dat deed de deur dicht. M. ging aan minstens 16km/u door het lint. Haar arme fietsbel, een vrolijk vrouwelijk exemplaar met kleurrijke bloempjes, werd genadeloos verkracht. RINGE- LINGE- FUCKING- LINGGGGGG ! En dan de gevleugelde woorden ; “GAST, JE DEUR!” Ook hem trakteerde ze op een legendarische death stare. Zo, weer iemand een verkeerstrauma bezorgd. Ik kon wel lachen om M’s fietsfurie en illustreerde dat met een grapje van eigen makelij ; “Hee, ik dacht dat jij een pacifietst was?!”. Dit werd gevolgd door de gebruikelijke “haha” van de tegenpartij.   Terwijl ik verder trapte, dacht ik  “Jasmine, steek ook eens de hand in eigen boezem” Dat deed ik. Maar niet letterlijk want dat fietst onhandig . Ik kwam tot introspectie. Verkeer brengt ook mij wel eens op het verkeerde pad, besefte ik. Doorgaans denk ik dat ik best een beschaafde burger ben (met burger bedoel ik lid van de bevolking, niet broodje vlees). Menslievend, voor rechtvaardigheid en gelijkheid, in touch met de natuur enzovoort. Tot ik een autosleutel vastheb. “Tsjiep tsjiep” : transformatie. In de auto voel ik me Koning van de jungle. Ik zeg bewust Koning, want ik word er nogal testosteronnig van. Bijna voel ik dan teelballen indalen. Ik ga stoer kijken, onderuit zakken in de stoel, arm nonchalant op het stuur, veel te vlot en zelfvoldaan m’n rijmoves maken en dan mensen bij hun naam noemen. Of ja meer een soort totemnaam toegekend aan hun specifiek rijgedrag. De meest voorkomende zijn Fucking Idioot, Modder Fokker, Lamme Tak en Jezus Lul. Sommigen krijgen ook nog eens de éénvingerige groet. Of hysterisch getoeter. Echt rij tuig ben ik ook. Met een ruk werd ik weer uit mijn overpeinzingen de realiteit ingeslingerd. M. en ik lagen plots beiden op de grond. Getackeld door Mevrouw Bakfiets die een kortere weg kende.    

Jasmine Tomballe
0 0