Ik ben een feest en leg mijn naam af
een hartstochtelijk kloppend hart
Ik ga op zoek naar het toveren van de tijd
in het niemandsland van mijn ziel
Ik loop er in ijzige winters verloren
Ik banjer er sloom tussen de naaldbomen
op zoek naar een sneeuwmeisje
op de pechstrook van een armzalig leven
Mijn oude zinnen liggen te verstoffen
terwijl het buiten steevast sneeuwt
Ze liggen diep verzonken in witte beelden
Ze liggen opgebaard in mijn denken
Ze komen stampend en bonkend tot leven
Ze dansen door het seizoen als het blad valt
Ik pluk verlangend naar knusse binnenwarmte
hun letters en hun betekenis kaal
Ik leg ze in bed te rusten
tot de winter