Mijn wandelstok heeft nog niet veel natuur gezien.
Het heeft nog niet veel natuur gezien samen met mij.
De bossen zijn parken hier en de parken zijn platgetrapt.
Beton is overal in de stad en ik heb geen auto om ergens ver naartoe te gaan.
Mijn wandelstok heeft al veel natuur gezien.
Van geboorte tot afzondering en nu lotgenoot.
Hij is deel van de natuur van bij het begin
en ik ook
maar ik voel dat de beton en asfalt iets minder natuur zijn dan de bomen hier.
De jongeren die in het park zijn zijn deel van de natuur die opkomen en hun eigen plaats proberen te zoeken om in te nemen in deze wereld.
Toch is het part plat getrapt. Ik wou dat het kon rusten. Ik wou dat het afgeschermd was.
Delen mogen overgroeien van mij. Ik hoef niet te stappen in een deel dat beter groeit zonder mij.
Van geboorte zijn wij deel van de natuur.
Maar soms voel ik mij als een wandelstok afgesneden van mijn levensboom.
Afgezonderd van mijn levensstroom.
poëzie is de zoektocht naar de bron terug.
Ik wandel door dit bos al een tijd.
Het heeft even geduurd tegen dat ik mijn wandelstok vond.
Mijn lotsgenoot wandel met mij.