Kwijnend geweld en gejank van mijn woorden is
wat er van mij zal overblijven
Misschien drijven ze nog boven voor je ogen
worden ze door jou ooit nog scherp gelezen of gehoord
Ik nestel me als een gewillige hond
naast het rafelend tapijt vol bedwantsen
Ik schrijf en laat mijn jammerklachten nazinderen
in een grachtengordel vol modderstromen
Met slijkpoten sluip en schrijf ik voort
Ik schud mijn vochtige huid uit
Ik vergeet mijn te veel aan letters te schrappen
krab de jeuk uit mijn vel
Ik tracht het onbegrijpelijke te vatten
gesluierd in weelderige zinnen
Als een schaduwkind slenter en strompel ik
naar een broeierige literaire broedplaats
Mijn woorden worden er het leven in gelokt
verknoopt met beeldrijke en goede bedoelingen
(Ik blaf er naar de maan)