Zie d' aarde de benevelde blauwe pupil
het getroebleerde hemelsoog
zij draagt haar bril voor ons bestwil,
breekt het hardste licht in het glas tot een regenboog
af en toe trekt ze haar vochtige ooglid dicht met vertoornd hart
de overvloedige tranennevel wit en grijs soms crèmezwart,
tot haar bloedvaten klaren de iris in blauwwitte levenskoralen
en als de zon dan komt pralen, kan ze weer diep ademhalen
de maan wil ons glinsterend zilverig de slaap voorhouden
haar kinderen slingerend naar 't diepe oogzwart
eigenlijk zou ze het liefst het verre zicht onthouden
raar dan als de nacht dan komt is haar heldere blik zo pikzwart,
want weet je, plichtmatig wil ze 's nachts een oogje in het zeil houden