ik wacht op je ademhaling
na de middag begint de zon aan haar daling
ze zal ondergaan
omdat er geen omkeren meer aan is
gaan die laatste seconden het snelst
in een zucht
ik denk aan de oceaan
waar ik deze zomer in, meegesleept
waar ik in ging zitten zoals in jouw moederwater
golven bleven stromen, één voor één raakten ze me
voor ik van de ene streling bekomen was, voelde ik de volgende tegen me aan
ik hoefde niets te doen, het water kwam
hoe vaak gebeurt dat
dat je niets hoeft te doen
iets of iemand naar je toe blijft komen
ik wacht maar je blijft stil
we houden onze adem in
er volgt niets
soms is iets, zonder dat je het weet, de laatste keer
gaan die laatste seconden het snelst
volgt daarop een onsterfelijke eeuwigheid
ik loop je laatste ademhaling nog achterna
wat van jou nog leefde, nog bewoog
niet wetend wat ik er mee wilde doen
botten van vogels zijn gevuld met lucht
welke adem in de hemel was de jouwe
welke was al van iemand geweest
welke was onderweg
welke was verloren
welke was voorbestemd
welke was de volgende
welke mocht ik houden
welke was de jouwe
omdat er geen omkeren meer aan is
laat ik je slotadem los
hoe vaak gebeurt dat
eerlijk
het gebeurt in golven, meerdere keren
in de zucht van de zon, soms
of al om kwart na twee ‘s middags, wanneer ik net bij je was en jij vertrok
in een laatste keer met iets of iemand
in een eerste keer met iemand met dezelfde naam als jij
in golven, in moederwater
tot mijn botten, mama
tot in de botten van vogels