heeft de haas een zomerdepressie? de vrouw?
de in zichzelf gekeerde vragen: teken ik om dichter
bij mezelf te komen, bij het dier, bij de aarde?
zweven in de ruimte, en stemmen van sterren, de vinger van een robot.
een vogel met de schutkleur van een brokstuk
trekt de aandacht. zijn snavel staart naar het water dat woest vissen
in het rond slingert. de wind huilt door berg en been.
in haar mond tanden, kaken, taal, geen woord over het oog
witte pupil. het ziet het gras, voor het eerst een beuk, blad
eitje van de galmug. ze steekt in de huid van het mysterie.
de haas loopt gevaar, zij erachteraan, de antwoorden jachtig.