MOETES

26 okt 2013 · 20 keer gelezen · 0 keer geliket

‘Zeg eens, Lilian, waarom strooi jij al die leugens rond? Je weet toch dat ik onmogelijk de vader van je kind kan zijn. Jij en ik hebben immers nog nooit…’

Een zondagmiddag begin oktober 1978.

Mijn buurmeisje en ik bevonden ons in de keuken van mijn ouderlijke woning. Onze respectieve ouders bespraken in de aangrenzende woon­kamer hoe ze de kwestie op de meest rimpel­loze wijze kunnen afhan­delen. Het was de eerste keer dat ik Lilian onder vier ogen zag sinds haar bekendmaking vorige donderdag.

Ze grijnsde:

‘Snap je dat dan niet, Corneel?’

‘Wat moet ik snappen?’ vroeg ik.

‘Jij bent de enige die ik ken van wie de ouders er zo warmpjes inzitten. Bovendien heb je net als ik broers noch zussen. Ik kan toch geen betere zaak doen, zeker!’

Ik was als van de hand Gods geslagen.

‘Maar, Lilian. Dat kun je toch niet menen!’

‘Toch wel. Daarbij, ben je soms vergeten hoe ik je acht jaar geleden het leven heb gered? Je hebt me toen gezworen dat je ooit iets voor me terug zou doen. Wel, dan is het nu HET mo­ment, Corneel.’

 

Hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten! Het gebeurde in het jaar dat ik elf was en zij dertien. Een warme zomer­middag. Lilian en ik waren aan het spelen vlakbij de oever van de Vleterbeek, hier de vaart genoemd, omdat deze sinds lang in on­bruik geraakte waterweg in de Middel­­eeuwen bevaar­baar moet zijn ge­weest. Op sommige plaatsen is die Vleterbeek zelfs nu nog vrij diep en ze kent hier en daar verraderlijke stromingen. Op zo’n plaats, ter hoogte van het College en de Deken de Bolaan, gebeurde het. Ik gleed uit en schoof meteen naar het midden van de beek waar het iets meer dan een meter diep is. Mijn beide voeten zogen zich vast in de modder. Ik kon geen kant meer op.

Hulpgeroep zou niets hebben uitgehaald. Het was immers zo­mer­vakantie. Buiten Lilian en ik was er niemand in de wijde omgeving. Dus eerlijk is eerlijk: was zij er toen niet geweest en had ze niet zo koelbloedig gereageerd, dan had ik dit allicht niet naverteld.

Zo een gebeurtenis schept natuurlijk een band tussen mensen. En ik bleef haar echt eeuwig dankbaar voor wat ze toen had gedaan. Maar wat ze me nu vroeg…

‘Ik denk dat je toch wat hard van stapel loopt, hoor, Lilian.’

‘Absoluut niet,’ antwoordde ze. ‘Jij doet wat van je verwacht wordt: met me trouwen. Je mag nog duizend keer zeggen dat het kind niet van jou is. Wie zullen ze geloven, denk je?’

Ze had gelijk. Zelfs mijn eigen ouders twijfelden, hoezeer ik ze ook op het hart drukte dat Lilians kind onmogelijk van mij kon zijn.

Ik zei:

‘Maar Lilian, wij hebben toch al lang niets meer samen. Waar­om wil je dan per sé dat ik met je trouw?’

‘Dat heb ik je al uitgelegd, Corneel. Daarbij, ik ZIT er wel mee!’

‘Okay, okay, maar daarom is het nog mijn verantwoorde­lijkheid niet.’

Even bleef het stil. Toen opperde ik voorzichtig:

‘Ik euh… zou je kunnen helpen met geld voor een… abortus.’

‘Een abortus? Wie zegt dat ik een abortus wil?’

‘Ik weet niet… Misschien is dat in de gegeven omstandigheden wel de beste oplossing en…’

‘Dat was ook het eerste waar mijn moeder mee aankwam, toen ik het haar vertelde. Tot ik haar zei dat jij de vader was. Toen veranderde ze snel van gedacht, hoor!’

Dat zal wel, dacht ik wrang. Die zag natuurlijk het oogje vet.

Ik reageerde echter:

‘Trouw dan met de echte vader van je kind. Wie is het trouwens die je dit heeft geflikt?’

‘Dat doet er niet toe. Hij noch zijn ouders bezitten een rooie duit. Het heeft dus geen enkele zin hem voor zijn verant­woor­de­lijkheid te plaatsen. Trouwens, we hebben het maar één keer gedaan. Tijdens de late uurtjes van een septem­berfuif achter de Maeke Blydezaal. Ik was met hem mee naar buiten gegaan: hij had me tenslotte al de hele avond getrakteerd! En voilà, hier zit ik nu met de gebakken peren!’

‘Jesus, Lilian!’

‘Hoe dan ook,’ ging mijn buurmeisje onverstoorbaar verder, ‘hij is een nietdeug, een drinker, een bruut: één waar ik zeker niet mee getrouwd wil zijn. Dan nog liever…’

‘Aha,’ zei ik, ‘je geeft toch nog meer om mij dan om die ander.’

Lilian keek me doordringend aan, kruiste de armen en zei:

‘Awel: ja. Mijn moeder wilde altijd al dat ik het weer met jou aan­legde. Ze krijgt dus nu haar zin. En jouw ouders? Die hadden dan misschien een heel andere schoondochter in gedachten. Maar ze mogen gerust zijn: ze kennen me en ze weten wat ze aan me hebben. Want het is niet omdat jullie een florerende handelszaak, eigen­dommen en geld hebben, dat jij met die han­dicap van jou een filmster aan de haak zult slaan. Zeg het als ik ongelijk heb!’

Het was of er een mes in mijn rug werd geplant. Waarom moest iedereen me dat altijd weer te pas en te onpas onder de neus wrijven.

Wat kribbig reageerde ik:

‘Dat heeft er allemaal niets mee te maken, Lilian. Vertel me liever, als je niet verliefd op me bent, hoe lang je dan van plan bent deze komedie vol te houden?’

‘Tot de kleine groot genoeg is,’ antwoordde ze prompt. ‘Laten we zeggen tot hij of zij naar de middelbare school gaat. Als je wilt mag je dan van me scheiden. Maar betalen voor je kind en mij zul je. Vergeet dat niet. En verder…’ Ze aarzelde.

‘En verder wat?’ vroeg ik.

‘Verder hoef je van mij niet te rekenen op veel seks.’

‘Pardon?’

‘Toch niet vóór de geboorte. Daarna zullen we wel zien. Als je dan een beetje redelijk bent, en ik kan het opbrengen om met jou in één bed te slapen, dan… dan zal ik af en toe eens lief voor je zijn en je vertroe­telen zoals een vrouw met haar man hoort te doen. Je bent dan tenslotte mijn echtgenoot. Maar het hangt volledig van jou af.’

‘Jij wilt dus seks inzetten als beloning,’ concludeerde ik met stijgende ont­zetting. ‘Ik weet niet wat ik hoor, Lilian!’

‘Precies of er bestaat andere seks,’ kaatste mijn buurmeisje terug.

‘Jazeker,’ antwoordde ik nadrukkelijk. ‘Er bestaat nog zoiets als echte liefde tussen man en vrouw!’

‘Hahaha.’

Ze lachte als een boer met kiespijn:

‘Jij zit te veel met je neus in de boeken, Corneel. De grote liefde, da’s iets voor supersterren en miljonairs, jong. Niet voor mensen als jij en ik. Wij moe­ten pakken wat langs­komt, en vooral niet dromen van iets dat toch niet bin­nen ons bereik ligt. Anders blijven we achter met lege han­den.’

‘Jezus, je meent het, Lilian!’

‘Tuurlijk. Trouwens, mijn ma zegt altijd: als een vent zijn ple­ziertje heeft gehad, trekt hij zijn broek weer aan, doet zijn gulp dicht en dat was het. Terwijl het voor ons vrouwen dan allemaal pas begint.’

‘Zeg dat maar tegen de echte vader van je kind!’

‘Begin jij er alvast maar aan te wennen dat het vanaf nu jouw kind is! Je hebt het in het bijzijn van anderen voortaan over ONS kind. Begrepen?’

Ik wilde nog wat zeggen, maar net op dat moment zwaaide de keuken­deur open. Daar was mijn moeder:

‘Zeg, waar blijven jullie? Er is nog van alles te bespreken hier­naast.’

Te bespreken, misschien wel, dacht ik. Maar of het de zaak nog zal veran­deren?

 

*  *  *

 

Nadat Lilian en haar ouders waren vertrokken, liep ik nog een eindje om. Kwestie van een beetje uit te waaien en de dingen op een rijtje te zetten. Hoewel, viel er eigenlijk veel op een rijtje te zetten?

Ik was geflest, zoveel leek duidelijk. Wat kon ik ertegen inbren­gen? Een bloedtest eisen?(1) Maar wat zou dat, als bijvoorbeeld bleek dat onze bloedgroepen toevallig dezelf­den waren! Zoals de zaken nu stonden, kon ik geen kant op.

Eerlijk gezegd: ik had nooit van Lilian verwacht dat ze het zo zou spelen. Hoe lang kende ik haar nu? Sinds ik een jaar of acht, negen was? We waren inderdaad al buren sinds onze geboorte, maar op een dag tijdens een kerst­vakantie, er lag sneeuw en alle kinderen van de straat kwamen buiten, maakten we nader ken­nis. Sindsdien zagen we elkaar geregeld, zeker toen kort daarop haar moeder bij mijn ouders in de huishouding kwam werken.

De eerste maanden konden Lilian en ik het erg goed met elkaar vinden.

Toen ik echter op mijn tiende naar het blindeninternaat in Brus­sel trok, minderde onze wederzijdse belangstelling. Zij was tenslotte anderhalf jaar ouder dan ik. Op die leeftijd is dat rede­lijk veel. Wij gingen elk zo’n beetje onze eigen weg, zij kreeg een lief en ik ontwikkelde heel andere interesses.

Onder invloed van mijn nieuwe vriendenkring in Brussel ver­vreemdde ik gaandeweg van mijn oorspron­kelijke omge­ving. Ik vond dat toen niet erg, omdat ik meende er veel meer voor terug te krijgen. Echter later zou ik daar anders over gaan denken.

Toen ik na mijn studies weer thuis kwam wonen, was de band tussen Lilian en mij zo erg verwaterd, dat er nog amper van vriendschap sprake was. Maar tot mijn verbazing keerde dat vrij snel. Ik kreeg haar weer vaker te zien en sprak al eens af met haar. Misschien had ik dat beter niet gedaan. Want zie wat ze me nu lapte, dat terwijl we nog nooit echt seksueel contact hadden gehad.

 

Het was pas tegen negen uur die avond dat ik weer op huis aanliep, in de hoop dat intussen de storm zou zijn gaan liggen. Maar neen, zowel mijn vader als mijn moeder wacht­ten me op met alweer een preek, in het bijzonder (hoe kon het ook anders?) van mijn moeder dan.

Ze trok gelijk van leer:

‘Je hebt ons mooi voor schut gezet met die affaire. Wat moeten de mensen wel niet denken?’

Wat de mensen ervan dachten, liet me Siberisch.

Ik antwoordde echter zo rustig mogelijk:

‘Zoals ik jullie al duizend keer heb proberen uit te leggen: dat kind is niet van mij!’

‘Jij kunt dat wel zeggen, maar waarom zou Lilian daar nu over liegen?’

‘Omdat zij en haar moeder geld hebben geroken, natuurlijk. Je hebt goed genoeg gehoord wat Christine daarstraks hier aan tafel zei: zelf hebben ze nauwelijks geld voor de trouw. Dus, wij zullen alles mogen ophoesten.’

‘Je bedoelt,’ reageerde mijn moeder, ‘dat je vader en ik alles zullen mogen betalen. Enfin, stel dat je gelijk hebt, dan kan ik er nog niet bij, hoor! Wie trouwt nu met iemand die de vader van haar kind niet is.’

‘Omdat het gemaakt is door een nietsnut die nog berooider is dan zij. Ze heeft het tegenover mij anders wel zelf toegegeven: dat ze het doet omdat ik de beste partij ben die ze kan strikken. Ze ziet het ook als een soort weder­dienst voor die keer dat ze me halfdood uit de beek heeft gehaald.’

‘Oh, nee! Dat weer!’

‘Ja. Dat weer!’

‘Dat jij toen ook zo stom moest zijn je door haar te laten redden. Je ziet nu wat ervan komt!’

‘Moest ik me dan soms laten verzuipen!’

Mijn moeder ging hier niet op in, maar vroeg:

‘Wanneer heeft ze dat gezegd?’

‘Toen ik daarstraks met haar alleen in de keuken was. Ik had een bandop­nemertje op zak moeten hebben. Dan hadden jullie me wel moeten gelo­ven.’

Uit de blik van mijn vader kon ik opmaken dat hij wel geneigd was me te volgen. Mijn moeder die dit kennelijk doorkreeg, ging snel verder:

‘Hoe dan ook: je hebt vroeger genoeg achter haar gat gelopen, terwijl ik je altijd voor haar heb gewaarschuwd. Je weet goed waarom. Dat meisje is geen partij voor jou. Je ziet nu van welke praktijken ze zich bedient om haar doel te bereiken.’

‘Vroeger was vroeger,’ zei ik. ‘Waar jij over spreekt is zes, zeven jaar geleden. Het is al zolang dat ik niets meer met Lilian te maken heb. Trouwens, ze heeft me toen zelf de bons gegeven.’

‘En in Brussel? Hoe zit het daar?’ vroeg mijn moeder als van de hak op de tak.

Dat deze vraag zou komen, had ik verwacht. Toch verraste ze me nog.

‘In Brussel?’ herhaalde ik om wat tijd te winnen voor ik hierop antwoord­de. Op dat moment had ik daar een deel­tijdse betrek­king als muziek­leraar in een instituut voor slechtziende en blinde meisjes.

‘Je weet best wat ik bedoel,’ zei mijn moeder.

‘Je bedoelt… Gonda?’

‘Een schande is het, die aanhouderij.’

‘Pardon, ma. Gonda en ik zijn niets aan elkaar verschuldigd. Ze is me zelf in mijn chambrette komen verleiden. Dat zij haar vriend horens zet, is haar zaak. Daar kom ik niet tussen. Ik ken die gast niet eens!’

‘Je zou er nu op zijn minst een einde aan kunnen maken, Corneel. Al goed trouwens dat de mensen er hier geen lucht van hebben. Je zou wat horen!’

‘Er is alleen… Lisa,’ zei ik nog.

Lisa was een opvoedstertje dat ook op het instituut werkte en op wie ik al maanden smoorverliefd was. Ze wees me echter iedere keer weer af.

‘Die droom zal je nu definitief moeten opbergen, jongen.’

Dat was mijn vader die nu voor het eerst wat zei.

‘Ah, ja? En waarom dan?’

‘Omdat je nu gaat trouwen met Lilian. Daar kun je niet meer onderuit.’

‘Ah, nee? En waarom niet, als ik vragen mag?’

‘Omdat ze anders…’

‘Omdat als zij schandaal maakt onze zaak hier naar de kloten gaat. Daarom!’ viel mijn moeder in.

‘Dat geloven jullie zelf toch niet!’ riep ik uit. Nochtans…

Mijn vader werkte als werktuigkundige. Hij onderhield en ver­handelde hier in Meervoorde hoofdzakelijk landbouw­ma­chines, ook al eens een lichte vracht­wagen of bestel­wagen. Zijn zaak moest het inder­daad hebben van over het alge­meen erg conser­vatief denkende boeren.

Mijn moeder zei:

‘Als Lilians al dan niet gefantaseerde verhaal hier de ronde gaat doen en jij laat haar zitten, dan blijven onze klanten weg en… en dan kan jij je pianohan­deltje ook op je buik schrijven. Dat begrijp je toch!’

Daar raakte ze me nog het meeste mee. De bescheiden piano­zaak die ik voorzichtig aan het opstarten was, begon nu eindelijk wat te lopen. Jammer genoeg moest ik voor mijn verplaatsingen naar de klant meestal wel een beroep doen op mijn vader. Die piano’s waren in feite het enige dat me hier nog bond, momen­teel. Ik had dan ook lang getwijfeld of ik hiermee voort zou doen. Goed, het was nog geen vetpot, maar nu ik eenmaal zover stond, kon ik toch moeilijk al die klanten weer laten stikken.

‘Verdomme…’ mompelde ik. ‘Wat is dat hier eigenlijk voor een gat?’

‘Je zult er toch mee moeten leren leven, Corneel,’ zei mijn vader op sussende toon. ‘Daarbij, of je nu met Lilian of met iemand anders trouwt, zoveel verschil maakt dat niet. Lilian is niet lelijk en…’

‘Vind jij dat?’ vroeg mijn moeder. ‘ze is wat plomp van voor­komen, haar kuiten zijn te dik en ze heeft verdorie koeienogen.’

‘Bah, dat valt allemaal nog wel mee!’ reageerde mijn vader. En ik dacht: hij wil zeggen, als je het licht uit doet, zeker?

‘Waar het mij om gaat is dat Lilian geen partij is voor onze zoon,’ zei mijn moeder. ‘Het is niet omdat Christine hier jaar en dag het huishouden komt doen, dat ze nu ineens van onze stand zouden zijn. Het is en blijft simpel werkvolk. En nu mag ik van Christine geen kwaad woord zeggen, maar die familie van hen is toch maar het laagste van het laagste. Straatjesvolk, dat is het. Ter­wijl wij… En wat voor opleiding heeft dat meisje eigenlijk? Huis­houdkunde? Denk je nu in alle ernst dat zij onze Corneel geluk­kig kan maken? Maar ja, hij zit in het bootje, en dus zal hij moeten varen! Zeg niet dat ik hem niet verwittigd heb!’

Langzamerhand begon dit welles nietes gesprek me grondig de keel uit te hangen. Trouwens, wat had ik de hele dag anders gehoord? En altijd draaide het op hetzelfde uit: geld, geld en nog eens geld.

Of er niets belangrijkers in het leven was!

Onder het mompelen van een vaag excuus maakte ik dat ik de kamer uit kwam, de trap op naar boven. Daar op mijn verdieping was mijn eigen wereld, een wereld die ik weldra zou moeten delen met…? Allicht niet, daarvoor lagen Lilians en mijn interes­ses te ver uit elkaar. Gelukkig was het appartement voldoende ruim om elk een beetje zijn eigen plaats te geven. Niettemin zou het toch een hele aanpassing worden. Maar kom, zo ver was het nog niet.

Van de andere kant, hoezeer de idee van dat huwelijk me daarnet nog tegenstond, nu begon er bij mij toch iets te ontwaken van een zekere sympathie ervoor. Sterker, dat huwe­lijk met Lilian begon ik te zien als een uitdaging. Want je kon het ook zo beschouwen.

Zij had me jaren niet meer zien staan, terwijl ze me nu nodig had. In feite was ik het dus die nu over haar triomfeerde. Ze zei nu wel dit en dat, maar eens ze met me getrouwd zou zijn, zou ze toch op zijn minst rekening met me moeten houden.

Het was in onze streek trouwens de gewoonte dat de man de baas was in huis. Emancipatie, dat kenden de boeren hier niet. Niet dat ikzelf zo hoog opliep met die achterlijke mentaliteit –- ik was namelijk een democraat in hart en nieren –- maar in dit geval kwam het me wel bijzonder goed uit.

 

Ik slaakte een diepe zucht, liep naar mijn SBR-transistor en schakelde hem aan. Onmiddellijk weerklonken van op de licht gestoorde Radio Caroline middengolffrequentie de tonen van Steeley Dan’s ‘Do it Again’. Er waren dus nog zekerheden, bedacht ik, net voor ik mij op bed liet ploffen.

Als ik ’s avonds de radio aanzette, luisterde ik meestal naar Radio Caroline. Die draaiden tenminste geen van die schreeu­werige discoplaten zoals die opdringerige Radio Mi Amigo over­dag, maar intelligente progressieve albummu­ziek. Tot eind verle­den jaar kon je Caroline overdag nog van op een eigen golfleng­te beluisteren, maar sinds vorige december zaten Mi Amigo en Caroline weer op één frequentie, namelijk de 319m of 963khz. Mi Amigo overdag en Radio Caroline ’s avonds en ‘s nachts. Waarom ze na een paar jaar weer tot die regeling waren terug­gekeerd, wist ik niet precies. Kwa­tongen zoals onder andere mijn neef die vaak de krant las, beweerden dat het was omdat het verre van goed ging met ons laatste radiozendschip op de Noordzee: de MV Mi Amigo. De oude kustvaarder gebouwd in 1921 zou zo lek zijn als een zeef, en de leef- en werkom­standigheden aan boord erbar­melijk. Maar aan de olijke sfeer van de Mi Amigo live-uitzendingen hoorde je dat niet, en de Caroline-jongens bleven zoals steeds zo stoïcijns en flegmatiek als maar kon. Het zouden anders geen Britten zijn, zeker. En ja, er was al zoveel gezegd en geschreven over The Old Lady, zoals de Mi Amigo onder radiofreaks gemeenzaam werd genoemd.

Zolang Radio Caroline, the only album Station in Europe, maar in de ether bleef, was het wat mij betreft prima.

Ik gaf het toe: ik was een zeezenderfreak.

Ik droomde er dan ook heimelijk van om voor een zeezender te werken, maar de kans dat het ooit zover zou komen, was wel heel erg klein. Programma’s aan land opnemen zou nog lukken, maar zag je mij als slechtziende al naar dat zendschip afreizen? Het leven daar moest toch alles bij elkaar niet zo comfortabel zijn, en op bepaalde momenten zelfs hachelijk.

Het zou al een hele toer zijn om mijn baantje in Brussel te behouden, nu daar werd gesproken over herstructureren, fuse­ren met andere blindenin­stituten en besparen. Daar moest ik het ten gepaste tijde met Lilian ook nog eens over hebben. Over wat al niet, eigenlijk!

-------------------------------------------------------------------

(1) Destijds de enige manier om grosso modo achter het vaderschap te komen. DNA-testen bestonden in 1978 nog niet.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 okt 2013 · 20 keer gelezen · 0 keer geliket