Sinds ik een mondmaskertje draag,
zie ik heel wat minder goed.
Het is precies voortdurend mistig,
met of zonder brilletje op mijn snoet.
Dat mondmaskertje zorgt er ook voor
dat ik steeds naar eten zit te verlangen,
zeker als de geur van wat ik 's middags at
in dat mondmaskertje is blijven hangen.
Wanneer er dan heel even niemand kijkt,
kan ik er stiekem en ver weg van alle blikken,
diep intens van genieten, heel stilletjes,
aan de binnenkant van mijn mondmaskertje te likken.