Nu scheelt er dus iets met mij. Ik heb geen woorden meer. Ik kan alleen nog denken, voor de rest van mijn leven zal ik niet meer vlot praten of schrijven. Afasie, zeggen de dokters. Alsof een duur woord zoiets beter te begrijpen maakt. Dure woorden of niet, ik begrijp het nog steeds niet. Waarom ik?
Als ik ’s nachts wakker word, vraag ik mij af wat ik in het ziekenhuis doe en heb ik het gevoel daar niet te horen, maar een ogenblik later komt het besef alweer: ik ben gehandicapt, kapot, dus ik moet ‘revalideren’. Nog zo’n duur woord om te vertellen dat ze alles zullen doen om mij op te lappen, maar dat ze mij niet meer kunnen repareren.
Ik heb hier niet om gevraagd, ik wilde helemaal niet aangereden worden. Ik wilde jong zijn, leven, en vooral veel praten, babbelen, tateren, fezelen, fluisteren, mompelen, roddelen, roepen, wat dan ook. Ik wil gewoon normaal zijn. Ik hoef zelfs niet eens meer zo speciaal te zijn, als ik maar niet abnormaal ben. Als ik nu maar geen freak gevonden word.
Daar ben ik bang voor, dat mensen mij nu raar gaan vinden omdat ik zo raar praat. Geloof mij, ik vind dat zelf ook niet tof, beste mensen, ik zou zelf ook liever luid en uitgebreid over niks praten, net als jullie allemaal, maar hé, een of andere onnozelaar vond het nodig om zijn auto tegen mij te parkeren, dus nu kunnen mijn hersenen dat niet meer! Leuk, he? Bijzonder, niet? JA, vind het maar allemaal héél erg voor mij, ga daarna maar weer door met jullie kortzichtige leventjes, vergeet mij en mijn praatgebrek maar weer, ik zal jullie blikken ook wel weer vergeten. Ik hoef geen medelijden, maar als je iets niet kan, hoort dat er blijkbaar bij.
Tenzij ik natuurlijk gewoon niet meer praat. Dan kan ik ook niet raar klinken. Dan ben ik hooguit een beetje vreemd. Stilletjes, misschien, maar ik zal geen freak zijn. Dan wordt papa er ook niet meer mee geconfronteerd dat er met zijn dochter iets scheelt, dat iemand het enige dat hij nog overheeft sinds mama weg is, beschadigd heeft. Dan heb ik zelf de controle weer.