Een muntenverzamelaar kan je mij bezwaarlijk noemen maar sinds jaren bewaar ik enkele oude munten en biljetten in een bokaal in een lade van mijn bureau.
Meer dan twintig jaar na mijn reis naar Berlijn stond de muur nog overeind. Nu meer dan dertig jaar na de val van de muur doe ik een vondst.
In mijn confituurpotje vind ik een muntje met het opschrift: ‘Deutsche Demokratische Republik’.
Het maakte ooit deel uit van het blikken geld dat je aan checkpoint Charlie moest inruilen voor Westers geld.
Bij een bezoek aan Oost Berlijn hoorde je inderdaad minimum vijf zulke Ostmarken aan te kopen met Westerse Duitse Marken of liever nog Amerikaanse dollars, die door het DDR-regime zeer gegeerd werden.
Het volledige bedrag moest ter plaatse gespendeerd worden en het overschot moest bij terugkeer afgegeven worden.
Onze groep bestond uit mannen en jongens van alle leeftijden, van achttien tot zestigjarigen. Bij de terugkeer naar West Berlijn hadden enkele ouderen het overgehouden geld weggeschonken, anderen hadden het zelfs in een vuilnisbak gedeponeerd. Wij, jongeren hadden in een herberg voor de lokale argwanende bevolking drank gekocht. Het overgebleven kleingeld hadden we in onze broekzak verstopt.
Aan een zwaarbewapende Vopo (Volkspolizist) die amper onze leeftijd had, toonden we onze lege geldbeugels. Gelukkig liet hij ons ongemoeid, maar in onze broekzakken gloeiden de geldstukjes.
Ze hadden nooit waarde en of ze die nu meer dan vijftig jaar later hebben, is zeer de vraag.
Als souvenir is hun sentimentele betekenis daarentegen onbetaalbaar.