Na het leven

12 okt 2022 · 6 keer gelezen · 0 keer geliket

‘Je mag nu niet verzwikken, stom ding,’ stammelde Marten. Zijn enkel wankelde licht terwijl hij door de woonkamer liep. Na drie rondes greep hij snel de deurpost voor een pauze. Genoeg geoefend.

Hij deed zijn pols in de lucht en de linnen mouw schoof naar beneden. 

‘Nog negen minuten!’ riep hij. 

Er viel een stilte. 

‘Bijna klaar,’ zei de persoon die vanuit de gangspiegel tegen hem sprak. Hij keek omlaag naar de hakschoenen. De blauwe lak zat er nog prachtig op. Moest hij zich over het type schoen laten informeren? Voor als buurvrouw Bep moeilijke vragen ging stellen, waar hij dan met rood geblonken kaken geen antwoord op zou weten. Bij welke winkel de hakschoenen vandaan waren bijvoorbeeld?

‘Online zeg ik dan wel,’ zei Marten, terwijl hij de laatste spullen bij de kapstok pakte: de beige regenjas en de handtas. Dat lukte, dat was slechts een stap van een meter. Hij wilde zijn jas aandoen, tot hij het post-it briefje op het tasje zag. Het gele vel plakte niet goed meer en dwarrelde op de grond. Samen met de vijf uitroeptekens lag het daar maar, op de zachte vloerbedekking. Wachtend om opgepakt te worden, eenzaam bijna. Hij liet het liggen, bukken lukte nu zeker niet. 

Hij kneep zijn ogen halfdicht om te kunnen lezen.

De tas is van leer, mag niet nat worden, niet nat!!!!! 

‘Shit, de tas moet eerst, de tas moet eerst,’ gromde hij zacht. 

Onhandig zocht hij met het handtaskoord naar zijn schouder en probeerde de jas eroverheen aan te doen. De linnen mouw bleef rond zijn elleboog haken. Hij herhaalde mopperend de poging. Het lukte, al struikelde hij bijna.

Marten gniffelde toen hij weer recht stond en keek hoopvol om zich heen. Niemand grinnikte mee. Met een donker gezicht deed hij de acht knoopjes van de jas dicht.

Hij had de wandeling van dertig meter gered zonder te vallen. Alleen was er een nieuw probleem ontstaan: de sterke wind had de grijze lokken voor zijn oren gewaaid. Snel duwde hij met trillende vingers de losgeschoten haren terug in de speld en keek om zich heen of iemand hem al had gezien. Op straat liepen wat voetgangers, alleen geen bekenden. 

En naast de bakkersvrouw – hij kon zich herinneren dat zijn vrouw haar Miesje noemde - was hij de enige voor de kraam. 

Neuriënd stond Miesje met haar rug naar hem toe gedraaid. Hij kuchte kort. Ze draaide zich met een ruk om en trok wit weg, alsof ze ontdekte dat een muis zich door al haar versgebakken speltbrood heen had geknaagd.

‘Maa, ma, maar… His, Hiske? Wat, hoe…,’ begon de vrouw stamelend. Miesje was klein en het merendeel van haar lichaam stond verscholen achter de stapel krentenbroden, pistoletjes en chocoladecroissants. Hij zag de vlekken in haar nek. Die kropen op tot vlak onder haar kin. Hij had het met haar te doen, maar hij moest volhouden. Dat had hij zo beloofd.

Trillend pakte Miesje haar bakkersmuts.

‘Bent u het echt, Hi… Hoe…?’ 

Ze legde haar hand op haar voorhoofd in de hoop een koortsdroom te ontdekken.

‘Geen zorgen mevrouw,’ zei hij met een hoge stem. Hij kuchte, de hele ochtend had hij nog niets gezegd en de woorden kwamen nog rauw uit zijn mond. ‘U bent niet in een droom beland.’

‘Oké, eh, wilt u hetgeen u altijd neemt, His...’. Even leek Miesje als een standbeeld zo stijf. Marten hield zijn lippen stijf op elkaar. Ze vervolgde haar gestotter: ‘me…, mevrouw Abbink?’ 

‘Ja, dat is goed,’ antwoordde Marten zacht. Zijn stem was opgewarmd. ‘Hiske voor u.’

‘Ja, Hiske dus. Neemt u mij niet kwalijk. Hiske.’ Even was ze stil. Haar onderlip trilde. 

Hij knikte, legde het briefje van vijf op de verzameling broden en liep door naar een paar kraam verderop. De kerkklokken, die ieder kwartier pingelden, overstemde het gejammer van Miesje helaas niet. Hij keek niet om, dat leek hem beter. 

‘Hiske, mevrouwtje, gezellig dat u er weer bent. Tijd niet gezien! Bent u ziek geweest of zo?’ ratelde de jongeman een paar kramen verder. Hij stond zonnebloemen stond te sorteren. Hoe de jongen heette wist hij niet. Al was het wel altijd dezelfde Turkse jongen die luid over het plein riep dat er nog wat frisanten of toverbollen voor de helft van de prijs waren.

Toen boog hij zich over de bossen heen en fluisterde: ‘Er zelfs gezegd dat u onder de grond lag, zonder kloppend hart en zo hè. Maar u bent hier, springlevend! Wat kan ik voor u doen?’

‘Ja, even weggeweest inderdaad,’ antwoordde Marten. ‘Lelies alsjeblieft.’ 

Eenmaal thuis ontdeed Marten zich uit alle overbodige kleren en plofte hij neer in zijn leren hangstoel. Hij aaide de leuningen. 

‘Martens schoot noemde je deze stoel altijd,’ zei hij in zichzelf. Hij glimlachte en dacht terug aan hoe zijn vrouw precies hier zat toen ze haar plan op een briefje aan hem presenteerde. Hij moest en zou het dorp de stuipen op het lijf jagen. 

‘Anders ga ik bij je spoken,’ zei ze giechelend. 

‘Spoken mag altijd.’

‘Niet leuk spoken dan. Dan ga ik de radio steeds op een andere zender zetten, of je sloffen laten verdwijnen. 

‘Ik beloof je lieverd, dat ik liever andere mensen bang maak dan mezelf,’ had Marten haar gezegd. ‘Wat is je plan?'

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

12 okt 2022 · 6 keer gelezen · 0 keer geliket