Toen ik student was,
verkeerde ik eeuwig
in geldnood.
Ik was altijd op zoek
naar een manier
om snel geld te verdienen.
Op een dag viel mijn oog
op een bijzondere advertentie
op het prikbord van de universiteit.
Tussen de ijskasten, de stoelen,
de tafels, de boeken, de computers
die als aangespoelde spullen
wachtten om meegenomen te worden
door strandjuttende studenten,
op een vervuild strand van zachtboard,
leek de advertentie op een kwal
die kon bijten en gevaarlijk was.
Men zocht naar naaktmodellen
leeftijd, kleur, lichaamsvorm
deden er niet toe.
Als enige vereiste gold: naakt.
Ik slikte.
Ik was niet het type dat
het naaktstrand bezoekt
om zich lekker in zijn vel te voelen.
Ik was meer het type dat
los komt
in een verscholen hoekje
van een donker café,
helemaal achterin,
uit het zicht van iedereen.
Om me uit mijn kleren
te krijgen moest je me stomdronken
voeren.
Ik stelde me Eva voor die naakt is.
Zonder Adam, vijgenblad en slang.
Het was winter.
Ik had nog nooit afbeeldingen gezien
van het paradijs in de sneeuw.
In het paradijs zoals ik die kende,
scheen altijd de zon en was
alles groen.
Het was winter.
Buiten, op de takken van de bomen
lag een dun laagje sneeuw.
Alsof een kleuter met witte stift
bezig was geweest.
Hij was niet binnen
de lijntjes gebleven.
Eva in de winter.
Ik stelde me koude tenen voor.
Hete lucht blazen in de schelp van
mijn handen als enige verwarming.
Een handdoek om mijn schouders,
in de pauze.
Een kop koffie met melk,
suiker en geile blikken.
Wilde ik wel zo’n Eva zijn?
Toen ik zag hoeveel Eva’s
vandaag de dag verdienen,
50 gulden voor drie uur poseren,
belde ik snel het tien cijferig nummer
van het paradijs op aarde.
Ik was te slotte geen moderne Odysseus
die zich aan een bibliotheek stoel
laat vastbinden of zijn oren dicht
laat stoppen met kneedbare oordopjes.
Voor het royale bedrag van 50 gulden,
in bier heel veel glazen en meters schuim, kon ik de lokroep van een groepje amateurkunstenaars
niet weerstaan.
(wordt vervolgd)