De sergeant die aan het hoofd staat van onze squad is een toffe peer. We zijn slechts met tien en voor hem is elk teamlid even belangrijk. Hij heet Helmut en we plagen hem graag en vragen of een Duitser zijn moeder het hof heeft gemaakt tijdens de vorige oorlog.
‘Boerenpummels’, lacht hij bij het aantreden, ‘er wacht ons een bijzondere opdracht vandaag.’
Zijn grapje heeft te maken met het toeval dat we zonder uitzondering zonen zijn uit West-Vlaamse landbouwfamilies. Dat merk je aan onze karuur. Behalve Jonas die een meer frêle postuur heeft. Hij en ik komen uit hetzelfde polderdorp. We zijn bevriend sinds het kleuterklasje en zijn vier handen op één buik. Dat we allen uit dezelfde streek afkomstig zijn, bevordert de kameraadschap, alleen al omdat wij een soortgelijk dialect praten.
Tussen Kerst en Nieuwjaar gaan we naar de Ardennen. Neen, geen uitstapje we gaan een brug opblazen in de buurt van Bastogne om het oprukken van de Duitsers te verhinderen (*).
In de bosrijke omgeving kunnen we de vijand in eerste instantie goed verschalken, maar hoe dichter wij bij ons doel komen, riskeren we te worden opgemerkt. Daarom splitsen we ons op in vijf groepjes van twee, ik ben samen met de sergeant. Elke groep draagt een deel van het buskruit dat we respectievelijk onder de vijf pijlers van de brug zullen aanbrengen. Nadien treffen we elkaar bij een ruïne in het bos.
Alles verloopt prima. De vierde groep is aan de ruïne toegekomen. Jonas en zijn maat zijn nog niet terug, zij namen de verste pijler voor hun rekening. Zo dadelijk ontploffen de aangebrachte springladingen. Er klinken geweerschoten. Plots duikt de kompaan van Jonas alleen op.
‘Duitsers’, hijgt hij, ‘ze hebben ons opgemerkt toen we terugliepen. Jonas heeft zich verscholen.’
Helmut twijfelt geen moment. ‘Hier wachten’, beveelt hij en verdwijnt als de bliksem in het struikgewas. Ik bijt mijn nagels stuk en ijsbeer voor de ingang van de ruïne. Ik voel dat ik ga overgeven. Iemand richt zijn geweer op een krakend geluid in het bos. Gelukkig is het maar een everzwijn dat snel wegrent.
Dan volgen vier opeenvolgende knallen en zien we in de verte de brug instorten. Ik kan het niet meer houden. Niemand houdt mij tegen. Als een gek loop ik richting rivier. Op een open plek in het bos stolt mijn bloed in de aderen. Onder een boom zit Helmut te snikken met een bebloede Jonas in zijn armen. Ik nader en kniel bij hen neer. Dan volgt een vijfde oorverdovende knal aan de brug.
Helmut prevelt: ‘Beregoed hedoan, Jonas, de boeren mogen stief fier zyn ip oe.’
- o O o -
(*)De Slag om de Ardennen zal later de geschiedenisboeken halen onder de benaming Battle of the Bulge, het Duitse leger dat als een uitstulping het land binnendrong. Voor het Amerikaanse leger was het een van de bloedigste veldslagen. Voor nazi Duitsland was het een van zijn zwaarste nederlagen. Nu 80 jaar geleden.

