'Drie kaartjes had ik, voor een toneelstuk in Gent, maar geen goesting om te gaan. En toen ik mijn dochter vroeg om ze over te kopen, zei die dat ze ook niet kon gaan, omdat ze nachtblindheid heeft. En daarmee kan ze niet in het donker rijden. Nachtblindheid begot. Geloof jij dat nu? Ik heb haar daar nooit iets over horen zeggen vroeger.'
Aan het woord is een oude man, de setting het cafetaria van een tennisclub, en hij richt zijn lamento tot een andere oude man. Statler en Waldorf, maar dan in het Antwerps en minder grappig. In de loop van de jaren heb ik hun levens horen verschrompelen. Dat ging gepaard met een hoop trappisten, een falend vermogen om te biljarten en veel geklop op de amechtig wordende borstkas. Aftakelend machismo is zo zielig.
En dat er tegen hen veel wordt verzwegen, dat de werkelijkheid een tik krijgt wanneer ze wat vragen, en een flinke draai wanneer ze aandringen, dat weten ze wel. Ze hebben het zelf ook hun hele leven gedaan, gekonkelfoesd en gefezeld in achterkamertjes, hun kinderen afgescheept met smoesjes, en katjes geknepen in het donker.
Eerlijkheid, zo leert het leven op de tennisclub, is vastly overrated, en oude mannen kijken ernaar zoals naar hun eigen oneindigheid. Wat betekent, met berusting over de onmogelijkheid ervan.
Oneindigheid is dat wat je niet ziet wanneer je 's nachts, lijdend aan nachtblindheid, over de E17 van Gent terug rijdt naar Antwerpen. Het is altijd rechtdoor en een behoorlijk saaie rit, en de vraag naar wat dat nu precies is, eerlijkheid of oneindigheid, blinkt je uit de achterlichten van je voorganger tegemoet.
Het is een plezierig stukje van de wiskunde, de oneindigheid. Er zou, zo zou je denken, maar één oneindigheid mogen bestaan. Maar nee hoor, ook daar zijn er veel van - oneindig namelijk - net zoals dat het geldt voor de waarheid, wat dus eigenlijk waarheden zijn. Neem nu de positieve getallen, daar zijn er heel veel van. Oneindig veel. En dan zijn er de negatieve getallen. Weer van dat. Maar je kan ze wel samen voegen, die twee, en dan heb je er nog meer. Voilà.
Toen Georg Cantor daarmee afkwam, stond de wiskundige wereld op zijn kop. Hij was niet goed wijs, ontkende het bestaan van God, en hielp in één keer de jeugd naar de verdoemenis. Kan u zich nog voorstellen dat vandaag iemand wiskunde een bedreiging voor de jeugd noemt? Wiskunde? En de wiskundige in kwestie was dan ook nog een echte nerd, die zijn huwelijksreis spendeerde aan een wiskundig ping pong spel met een collega.
Dat moest slecht aflopen. Depressies, paranoia en waanzin waren zijn straf, en het apocalyptische jaar 1918, het laatste van zijn leven, bracht hij door in een gesticht. Verarmd, hongerig en knettergek. Het kon nochtans ook anders. Voor Kurt Gödel werd wiskunde alleen maar beter als het omringd was door drank, drugs en vrouwen. Dat hij een punt had, blijkt uit zijn bewijs dat er in elk systeem wel iets is dat niet te bewijzen is. Zoals het antwoord op de vraag of nachtblindheid kan komen en gaan, en de E17 tot een aartsgevaarlijke plek maken.
Gödel ging uiteindelijk, net als Cantor, ten onder aan te veel nadenken over wat er zich bevindt tussen de getallen nul en één. Een oneindig aantal getallen, zo blijkt. Gödel heeft jarenlang elke dag hetzelfde gegeten - zo bang was hij was om vergiftigd te worden.
Gevaarlijk spul, oneindigheid. Net eerlijkheid. Je weet dat het bestaat, daar reken je op, en je gebruikt het ook elke dag, zonder nadenken. In winkels, op het werk, onder vrienden, in relaties, altijd en overal: wie eerlijkheid zaait, zal vertrouwen oogsten. En wie niet eerlijk is, die is niet te vertrouwen.
Maar in het oneindige gat tussen nul en één bevindt zich de overspelwebsite van Victoria Milan, de nachtblindheid van je dochter, het grote Ebola plan van de Verenigde Naties, Marokko en de laatste blog van bijgekleurd. Je kan er toch maar best niet teveel over nadenken, over eerlijkheid, anders mis je nog die bocht naar de Kennedytunnel.
Dirk Van Boxem
meer op www.bijgekleurd.wordpress.com