alles was roekelozer toen wie we nu zoekend noemen hoer als roepnaam had
haar rechte reeks witte tanden weerkaatsten samen met haar behabandjes
fel onder de blacklight van haar favoriete bar waar ze onder haar rok
steeds een sportshort droeg panisch dat omstaanders weddenschappen bedachten
zoals welke dame de één op vijf was die later een miskraam zou dragen
en men op buik- en bilomtrek het vonnis bepaalde
in moderne talen draaiden naamvallen om beschadigde reputaties
andermans wandaden zou ze aan de titularis verraden of de avond lang
kauwgom van studiebankjes schrapen en deze met een schaar uit haar lange haren halen
in haar puberjaren leefde ze als vleesetende plant tussen vegetariërs haar maaltijden
schreef ze op spiekbriefjes die tussen de atlas van haar buurman verborgen lagen
nachtschade zo heette haar familie de giftigste bedektzadige
even adembenemend als gevaarlijk en zij was hun dierbaarste parel