Gebruikersnaam eacke
bluetooth oortjes zou ik mezelf nooit kopen gelukkig doet hij dat het technologisch snufje herkent mijn gsm, verbindt, vertaalt tikjes tot geboden zoals stop of volgende maar er is meer, gniffelt hij voortaan wordt het icoontje op mijn smartphone vergezeld met het opschrift: ‘airprots’ heerlijk zo’n moderne vent
laat ons zeggen dat de klinkers wankel liggen dat daarom je armen trillen op het modulerend ritme van de kinderwagen die de kleinsten in slaap de oudsten in een heropname van al wat leeft en kronkelt stopt laat ons zeggen dat rioolputjes je enkel doen haperen omdat ze verstopt zijn en jij met je hoofd in de wolken dat je daarom je veters vrijuit laat slingeren om te beamen dat deze stegen ooit vreemd en kleurrijk je ervan vergewissen dat de rijhuizen ook bruisen zonder jouw beschonken adem laat ons het ingeduffeld geduld als tweede natuur benoemen de onrust als bijzaak zoals de fopspeen een laatste toevluchtsoord waar je nog steeds vrouw bent meer zelfs dan ooit tevoren dat het alles is waar je op hoopte laat ons ambities niet opbergen maar bestendigen tot er meer is dan schouderophalend reizen in een wereld die je heus niet hoeft tot er meer is dan klimmen en fladderen je kan ook opbollen en laten hangen we hoeven niet te spreken over het leed dat je nooit zal weten weg te nemen het gekrijs en jij aan de verkeerde kant van de deur alle keren dat het vlees oneffen valt over de borduur de maagdelijke armpjes die schuren en jij maar mompelen dat het wel slijt je hoeft niet te pitsen aan de vieze randjes van al wat samen sterker staat jezelf in de voet te schieten bij de zoveelste verloren sok te wikken en te wegen welke omhelzing te slap te strak te streng jezelf verloochenen laat ons wapperen in de dagdromen waar jij weer vijftien een lichaam bewoont gekocht op de groei
voor de camera een dame ze bewaart nectar onder haar rood wit carré kort gerokt opspringende zoom ze speelt met haar platinablonde haren ze speelt met je gefantaseer ze speelt hoe ze ontvankelijk wacht tot jij en je vrienden tot jullie in strakke onderbroeken tijgerprint panterprint zebramotief tot jullie komen rond haar effen kuiten die losjes in de fauteuil tot jullie met wortel pastinaak en al dat fallusvormige komkommer al dat obscene om over haar heen geraspt over haar gulzige lichaam over haar dubbel omlijnde lippen over haar wulpse samengedrukte over haar ze speelt hoe ze de wortel grondig nat maakt jij aait het oranje langs haar sleutelbeen hals omhoog zij werpt haar kin naar achteren heft haar hakken in de zetel en smeekt om meer groenten onder haar kleren dan leg je het oranje weg haar blik teleurgesteld gefriemel aan de piercing in haar neus in haar oren in haar tepel ze pruilt haar bevalligste pruillip begerig naar al wat geraspt kan aubergine courgette ze slikt haar honger in want daar komt de tweede ronde deze keer met pastinaak de ongeschoren groente is harig haar deert het niet ze is hapklaar wanneer tijgerprint een eerste schijf schilt die valt op haar buikenpit en ze giechelt om al wat komen zal ze giechelt om al wat geraspt tot het klein en slap ze giechelt algauw vervoegen wortel en komkommer de pastinaak die steeds smaller steeds smakelijker op haar rood wit carré kort gerokt opspringende zoom op haar platinablonde haren tussen haar wulpse samengedrukte en ze giechelt strekt haar hals en vouwt haar dubbel omlijnde lippen om alle groenteschillen ze gromt kreunt en giechelt want straks wanneer tijgerprint panterprint zebramotief hun obscene groenten hebben opgeraspt zijn ze kwijt wat haar bekoort en bewaart zij nog steeds nectar onder haar rood wit carré kort gerokt opspringende zoom
hoe ik gedenk: in dichtbundels het aantal pagina’s gelijk aan jouw levensjaren lezen ze vervolgens verknippen verstoppen in broekzakken het verpulverde papier een week later uit de wasmachine schrapen twijfelen welke interpretatie te koesteren papier maché of samengeklitte huidschilfers steeds verkies ik het laatste daar nog zoveel te knippen en mijn hand al in een kramp na het gladstrijken van de kreuken die de scheldtirade om alle boordevolle broekzakken heeft achtergelaten met de titels op de onaangetaste pagina’s knutsel ik verklaringen waarom mijn lont zo kort
in de helderste zomerdag loste je op bij het ochtendgloren trok je een witte streep door mijn maag daar leerde je me dat leegte luchtig kan zijn blauwe regen die bloeit in je longen het kind dat borstwaarts om draait rond de poort van het moeras alleen de vereenzaamden nemen de benen de zonsondergang achterna
bij valavond weerkaatst licht- vervuiling op het water waar een maand geleden massaal motorbootjes en kano’s dobberden we slaan klappertandende fietsen op de kasseiwegen gade hanteren lantaarnpalen als uithangbord voor trendy ondernemingsnamen op het nat cement die de kinderkoppen effen wil leggen laten we voetafdrukken en verpakkingen achter struinen achteloos voorbij de vraag hoe het ons vergaat de struiken die weg van water scheiden komen tot aan onze buikenpit weerhouden ons van spontaan ijsbaden blijven aan onze zij tot we heelhuids thuis belanden
ik vroeg me altijd af hoe zuster zalm zich voelt wanneer ze bruin gebakken bij jou naar binnen spoelt zelf zoog ik plichtsbewust van jouw glazen wanden voedselresten, algen, half-verdorde planten tot plots een warme hand me neemt bij de staart uit het water tilt en zweeft naar jouw baard reeds bij het binnenglippen kon ik vlijmscherp ruiken hoe je ingewanden mijn diensten konden gebruiken verheugd een vin te helpen in jouw inwendige bokaal zwom ik in de richting van het geurend kabaal de doorgang vernauwde drastisch - waarom zo’n nauwe kraag? - nooit heb ik kunnen slurpen van de rotzooi in je maag
van ons resten enkel paarstinten je schoof ze keurig in mijn haren haalde ze uit bosbessen die mijn lippen aanzetten als waren ze lokaas voor de plaatselijke mannentaal die jij uitdaagde met je grote lens en oneindige lokroep om in de camera te kijken de herinneringen voor later bestonden uit momentopnames van onbehagen met twee vlechtjes aan met de bosbessen maakten we franjes op de randen van je plattekaastaart ik at ervan en sprak niet langer als wist ik als achtjarige hoe ik later paars hartstochtelijk zou haten
je plakt me tegen flinterdun glas spant me in een strak kader geen luchtbel laat je rond me dwalen onbevlekt zo wil je me houden s avonds wrijf je vette vingers van mijn lijf verberg je me onder zwarte lakens je zucht niet langer dat je blik zich aan me kan laven maar plaatst me naast het opschrift gelieve niet aan te raken
de festivalzomer vindt Myla’s fragiel lichaamlicht in de ingang doorkliefd met blikkenmartini die haar zien voor wat ze isloser denkt ze loser zegt zehaar succesvolle zus zal wel eldershaar succesvolle zus zal wel knapperhaar succesvolle zus zal welzonder cannabis zonder twijfelniet zo’n onding zijn zoals zij
Rodenbach flesjes verstopt als paaseierentussen onverstaanbaar relaas vertelde zijnFranse radio hoe laat het was welk weerwe konden verwachten na de koffievlekkenopgedroogd waren op zijn bloemen tafellakenkoeken troef caféspelen doordrenkt met trofeeënprestigieuze prijzen peperduur als de elektriciteitsfactuurdie zijn denken ontregelde twee oneven armentoch een winnaar
zoals hij dagelijks op de planken praaltde koffiestraal van de Franse pers in zijn tas kwaktzich nooit betrapt weet op het onsamenhangendeof appreciatie voor de massasmaakzoals hij zijn verhalen opklopt tot de schuimkraaghet glas volpompt gegadigden verzameltin zijn ingebeelde zaal het publiekgeen seconde zonder vermaak achterlaatzoals hij met stiltes belangstelling wektde tafel rond zich vergaart zijn haak slaatin wat zich van hem afwendt of eldersde draad tracht aan te vattenzo laat de pauw op haar hoogdagende holste eieren los houdt haar jongenonverzadigd
innemend keek ze een tel te lang naar jekruis walste rond je aanbad en tasttede randen af goot zich in de afdrukvan wat aan je ontbrakzodra je toehapte haar in trachtte te passenliet ze haar rok zakken riep je kattig nawat had je dan gedacht in geen malkan je me vangentreur niet eens je verlangen taantzal ze terug reikhalzen naar wat jijals oninvulbaar bewaart
alles was roekelozer toen wie we nu zoekend noemen hoer als roepnaam had haar rechte reeks witte tanden weerkaatsten samen met haar behabandjes fel onder de blacklight van haar favoriete bar waar ze onder haar rok steeds een sportshort droeg panisch dat omstaanders weddenschappen bedachten zoals welke dame de één op vijf was die later een miskraam zou dragen en men op buik- en bilomtrek het vonnis bepaalde in moderne talen draaiden naamvallen om beschadigde reputaties andermans wandaden zou ze aan de titularis verraden of de avond lang kauwgom van studiebankjes schrapen en deze met een schaar uit haar lange haren halen in haar puberjaren leefde ze als vleesetende plant tussen vegetariërs haar maaltijden schreef ze op spiekbriefjes die tussen de atlas van haar buurman verborgen lagen nachtschade zo heette haar familie de giftigste bedektzadige even adembenemend als gevaarlijk en zij was hun dierbaarste parel
met mijn stokkenbeentjes en kiekenborst danste ik in de badkamer waar een vettige lach weergalmde die zei dat ik PVV was wat wereldvreemd van mij niet te weten dat dat plat van voren betekende zelfs het CLB vond mij PVV tweemaal per jaar dwong men mij daar op de weegschaal men vroeg wanneer ik laatst ongesteld was en of ik wel wat at dan wou ik citeren uit Cicero of de Latijnse Bijbel verboden vruchten voor een veelvraat als ik die sociaal wou meedraaien toen mijn klasgenootjes aan de leerkracht gingen vragen of haar schaamhaar zo ros was als haar paardenstaart lachte ik stoer mee en dronk de pis die ze me uitschonken met vertrokken gelaat klom de afkeer in hun lichamen die daarna in een bulderlach uitbraken
men vertelde dat wie zwemlessen mist wat zorg kan gebruiken dat tampons bloedzuigers zijn maar van goede aard we wisselden ze uit daar waar we broodjes kaas warmden aan de handdroger tot de opzichter ons verjaagde in de avond bonkte ik mijn borstkas bont en blauw ik meende te hebben gelezen dat het borstjes doet groeien en vagina’s doet bloeden kauwgom kon je niet slikken anders plakten je billen dicht maar mijn beste vriend viel op mannen die stelden dat je je poepgaatje steeds schoon kon spoelen ik hoefde me niet druk te maken behalve wanneer vreemden me veel drankjes betaalden dan kon ik beter rennen men zei dat ik voor mijn leeftijd volwassen was omdat ik wist wanneer te zwijgen en naar koppen xl keek tot alle gruwel zich rond mijn hoofd spande en enkel mijn maag leeg braken soelaas bracht dan hield mijn lichaam grote kuis zei moeder en kuis moest ik blijven want seks was heilig al kreunde ze zelf het huis bij elkaar bij één bedpartner is ze gebleven en haar kinderen bleven nog jaren mager
Klinische psychologie
cameramama - op ruwe planken
Meander: https://meandermagazine.nl/2022/03/emma-acke/
Het Gezeefde Gedicht
Deus Ex Machina F*minist
Poëzieprijs van de stad Harelbeke 2022