Het is 3 uur als Blondie de gordijnen opent
De stad ligt niet wakker van de nacht
Hij wel
Tijd voor een sigaret
Blondie hijst zich uit bed
Zijn gelaat verraadt dat de koude hem verrast
Een siddering van teen tot hoofdhuid, hij verkrampt
Blondie staart de stad tegemoet,
blaast warmte naar de kille nacht
Hij wacht, maar krijgt enkel duisternis terug
Tot… één lichtpuntje zijn aandacht vangt
Zij
Op 4 uur
Als schoonheid een naam had
was het de hare
(was zij de zijne maar)
Blondie wou dat zij hem zag
seint met zijn aansteker
--.. .. . / -- .. .--- / -.. .- -. [zie/mij/dan]
denkt “idioot”, draait zich om,
merkt dan een vlammetje op
.. -.- / --.. .. . / .--- . [ik/zie/je]
Blondie lacht
dooft zijn sigaret, gaat weer naar bed
wordt pas wakker als de zon zijn oogleden plaagt
Hij vult zijn aansteker
en wacht…
tot dat lichtpuntje in de koude nacht