Anita gaat vreemd
Anita gaat vreemd. Haar minnaar woont om de hoek. Het is de buurman die nu en dan haar wederhelft bezoekt. Dan kijken de mannen samen voetbal en lachen ze met vrouwen. Ook met haar. Maar: als de kat van huis is, danst Anita rond hém heen.
De 'gelukkige' minnaar heet Willy, een naam die klinkt als een klepel van een te traag tikkende klok. Tik... tok. Toch is hij een snelle man, een turbo die niet stilvallen kan. Willy is de match die haar licht ontvlambare lijf doet branden. Grommend als een wilde beer stort hij zich op haar. In ruil zet zij haar tanden in zijn weelderig begroeide torso. Maar soms…
Soms voelt ze de drang eens goed door te bijten. Hem pijn te doen, genadeloos af te maken. Naast zijn zweet en zoutig vel zijn bloed te proeven. Zijn ribben te doorboren met een stomp maar krachtig voorwerp. Zijn ogen dicht te schroeien met vuur of één of ander bijtend zuur.
Het is het sluimerende, plots opduikende schuldgevoel dat haar tot zulke waanzinnige gedachten drijft. Ze wordt boosaardig en tegelijk zo teder, zo lief dat ze niet weet of ze moet schreeuwen, hem verscheuren of simpelweg beminnen. Haar lijf davert, haar poriën openen, haar stem gromt. Zo grommen ze samen: hij van opwinding, zij van verwarring, kwaadaardigheid.
Willy weet niet wat het is, bedriegen, hij staat met zijn alleenstaande-status aan de andere kant. Daar waar het niet pijn doet, daar waar het schone leven heerst van cadeaus en saunabeurten.
Ze wil het hem inpeperen, kerven in zijn rode, door haar doodgebeten vlees. Tegelijkertijd moét ze hem waarschuwen. Scheer je weg, vlucht voor ik je genot bezorgende lichaam in stukken snijd en in een fondue van chocolade en vruchten dompel. Ach Willy, ga weg!
Maar Willy blijft. Leest enkel liefde op haar schuldbewuste gelaat. Hij voelt geen haat. Hoopt dat ze haar man voorgoed verlaat. Dat die straks in de deuropening staat, hen betrapt tijdens de daad. Anita wil dat hij gaat.
Maar hij blijft en zegt “grrr”. Zij gromt “grrr”.