Natascha en de pingpongspruiten (1)

26 okt 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Soms gaat het erg langzaam, soms pijnlijk snel of misschien is het een spel. In elk geval moest ik mezelf blinddoeken, zo stond in de e-mail. Op maandag, om 10 uur moest ik er zijn. Neen, ze had het veel preciezer omschreven : ik moest plaatsnemen op het blauwe bankje en mezelf een doek rond het hoofd en voor de ogen snoeren, in de bushalte 'Kroonhoek' van buslijn 79.

 

Via de website vrijwilligerswerk.be was ik met haar in contact gekomen.

‘Lieve groetjes van Natascha’, zo had ze het bericht beëindigd. Afzender :  natascha.salomon@hotmail.com en gans onderaan, waar ze met haar voornaam geëindigd had, stond nog : Coördinator Natuurpunt Zedelgem, maar verder geen telefoonnummer, straat, noch huisnummer.

 

De e-mail had ik op vrijdag gekregen en tijdens het weekeinde had ik me goed voorbereid. Ik stak enkele keien in mijn arendslaarzen (van het merk Aigle), vulde het bad met dertig centimeter koud water en liet mijn olijfgroene botten er voorzichtig in zakken. Enkele minuten heb ik gewacht en dan gecontroleerd of ze nog volledig waterdicht waren.

 

In de kast hing nog de waxjas, die ik vroeger droeg, toen ik nog echt van honden hield. Een nieuw laagje wax kon de jas wel gebruiken. Ik bracht wat parafinne aan op de taaie stof en de oude kreuken. Zo werd dat ding weer degelijk waterdicht.

Verder kon ik niet veel doen. Ik wist immers niet welke taak Natascha voor mij in petto had. Ik wist alleen, van een weerman die ik met de jaren Franky ben gaan noemen, dat het haast zeker ging regenen op maandag, hoogst waarschijnlijk één ganse dag lang.

 

Waarom ik mezelf moest blinddoeken, was mij een raadsel, net zoals ik me nooit een bevredigende voorstelling heb kunnen maken van de oneindigheid van het heelal. Was ze te lelijk om aan te zien? Zou ze me naar een geheime plek brengen? Naar de broedplaats van de laatste kermisgans zou het allicht niet zijn, want het was november, bijna wapenstilstand en voor zover ik weet zijn er geen vogels die nog broeden in november. Turkse tortels die misschien wel nog, of parkieten op een verwarmde zolder.

 

Ik ging ervan uit dat ze niet aartslelijk was. Ze was en is immers een natuurmens, krijgt snel rode wangen als ze door beukenbossen gaat wandelen. Fijne vingers heeft ze waarmee ze de kleinste nootjes kan openpeuteren. Op haar frisse tochten draagt ze een haarband van zacht beige fleece, die haar lange kastanjebruine lokken samenhoudt en ze is regelmatig gids, spreekt nooit met een scherpe stem om geen dieren weg te jagen, heeft ogen die mooi en goed genoeg zijn om de meest prachtige bosflora te spotten en als ze zich dan hurkt, dan spant haar bruine ribbelbroek zich telkens strak rond haar kontje, terwijl ze met die fijne vingertoppen van haar voorzichtig de stippen op het dak van een giftige paddenstoel telt.

 

Zo’ n onvolledige en uiterst naïve voorstelling had ik me van haar gemaakt. Verder was ik niet geraakt.

 

 

 

bladzijde één van

'Natascha en de pingpongspruiten' 

(deel 1 van mijn e-boekje met de titel 'Ricky Minnaerts Somertijd')

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 okt 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket