Natascha en de pingpongspruiten (6)

1 nov 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Voor alle zekerheid zette ik vier rechter en vier linker stappen in de richting van de Buschauffeur. Ik kwam naast hem te staan, hij slurpte aan zijn koffiebekertje en ik sloot de ogen, echter niet als een vermoeide struisvogel die uit schrik zijn kop in een zwart gat probeert te steken.

Voor de duisternis kende ik geen angst, in geen geval. Als kind was ik er al door gefascineerd, ook door begrippen als oneindigheid en het niets. Het werd zelfs een soort ritueel, een vorm van ontspanning, om na zonsondergang, als ik in bed lag, me te oefenen in de geestelijke voorstelling van deze begrippen.

 

Op stille avonden, wanneer de krekels zich eens niet als dolgedraaide scheidsrechters oefenden in het fluiten van een spelerloze voetbalwedstrijd en de kikkers sprakeloos de sterren telden, sloot ik mij de ogen.

Ik stelde mij een vierkante opening voor, in een zwart vlak. Achter die opening scheen een fel wit licht. Door de opening uit te rekken tot een rechthoek, werd het licht minder fel en de diepte zichtbaar. Ik rok* de breedte nog verder uit tot er geen zijkanten van een rechthoek meer zichtbaar waren. Er ontstond een ruimte met een bepaalde hoogte, een onbegrensde breedte en een onzekere diepte.

 

Door de hoogte te verkleinen werd die ruimte samengedrukt, verspreidde het licht in de diepte, waarvan de onmetelijkheid zichtbaar werd. Na enkele seconden was de hoogte gereduceerd tot nog slechts een dunne spleet. Het licht vond haast geen uitweg meer, werd weer feller en op het laatste moment, net voor de spleet zich volledig sloot, was er die ene pîjnlijke flits van wit licht. Daarna niets meer, enkel nog een volmaakte duisternis.

 

Wat mij restte was eerst de boel nog negentig graden te draaien, mij een voorstelling te maken van vierkante gaten die uitgerokken* tot verticale in plaats van horizontale spleten, waarbij de hoogte oneindig werd en de breedte uiteindelijk nihil.

 

Daarna oefende ik mijn geest nog in de combinatie, twee dimensies, hoogte en breedte liet ik tegelijk variëren, en ik speelde met het in- en uitzoomen, had al gauw een soort geestelijk platform waarop ik objecten in een oneindige diepte kon doen verdwijnen en dat tegelijk ook diende als de tafel van een tweedimensionale microscoop waarbij ik kon inzoomen op de details van zelfverzonnen insecten.

 

Al bij al geen ideale geestesoefening voor iemand met agora- of claustrofobie, maar ik leed aan geen van bijna. Integendeel. Het werd voor mij een thuis zonder zorgen of verveling.

De in mijn hoofd ontwikkelde microscoop mocht was dan wel slechts tweedimensioniaal zijn, toch belette mij dat niet om een complete kever te creëren. Ik schiep hem laagje voor laagje, koos de uitwendige vorm, die van de kop, de thorax, het achterlijf, een stelsel van organen, koos het aantal poten en vleugels, alles, soms in de zotste kleuren.

Je kan stellen dat ik de 3D-printer decennia voor was geweest en daarbij niet beperkt was in kleuren, noch in precisie of de finesse van de vezels.

 

Niet dat ik de Buschauffeur nu ging lastigvallen met dergelijke prietpraat. Ik wilde hem maar één vraag stellen en ik oefende alvast in mijn gedachten, woord na woord :

Stopt deze bus ook aan de halte Kroonhoek?”

 

 

 

*West=Vlaams : uitrekken/rok uit/uitgerokken 

__________

bladzijde zes van

'Natascha en de pingpongspruiten'

(deel 1 van mijn e-boekje 'Ricky Minnaerts Somertijd')

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 nov 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket