Wanneer de kachel op het eind aan het neuriën gaat,
en de laatste stukjes hout doorvuurd
in elkaar gaan tuimelen,
voor het verdwijnen belangeloos liggen gloeien,
lijkt het net een infraroodfoto van jou en mij.
Dan gaat het weer iets beter,
slaapt alles nog in de volgorde die je achterliet,
en ben ik zwijgzaam,
hoed en berg zonder aan te poken,
omdat ik toch niet meer vind dan jij.
Vandaag is er misschien een braamstruik
die vlak naast me lichterlaaien moet.
Het zal niet warmer zijn dan jij.