het gezang
van vogels
door het open raam
afgewisseld
door het gebrul
van de asfalt legger
dat door de muren
heen dringt
de sigarettenrook
van de verkeersleider
aan de kant
van de straat
vermengd
met de aroma
van bloeiende lelies
uit de tuin
ze vullen
de kamer
waar ik
woorden leg
tot ze
vloeiend
overlopen
in een gedicht
glad en glimmend
op het scherm
van de computer
ruiken ze naar niets
zijn ze stil
nu nog wel