Al sinds mijn prille jeugd heb ik iets met noten. Mijn noten verzameldrang zorgt er elk jaar weer voor dat ik in het begin van de herfst tijdens mijn fietstochten langsheen een zorgvuldig uitgestippeld notenbomen parcours de nog groene bolsters ga monsteren. Dat is belangrijk voor de keuze van mijn ‘moment suprême’, de datum van de notenslag, vast te leggen. Van zo gauw ik de eerste barsten zie verschijnen stijgt de spanning, verhoog ik de frequentie van mijn inspectierondes, plan ik mijn notenslagdag.
De laatste jaren valt dit moment steeds vroeger in de herfst, wellicht gerelateerd aan de lange droge periodes ten gevolge van de klimaatverandering. Ik herinner me dat enkele jaren geleden de herfstvakantie begin november de start was van het gescharrel tussen de bladeren en tengels. Dit jaar mocht ik al eind september mijn slag slaan.
Ik heb mijn vaste stekken voor die notenstroperij, ver genoeg van ’t stad waar ik de laatste jaren de duimen moest leggen voor groepjes allochtonen die gewapend met stokken en stenen de nog groene onrijpe bolsters uit te bomen proberen te gooien. Nee, geef mij maar die vergeten soms reuze notelaars die eenzaam hun waar staan aan te prijzen en geduldig wachten op die enkele gelukkige scharrelaar.
De bruine nog gebolsterde exemplaren laat ik liggen in de wetenschap dat de kleurstof van de notenschelpen soms nog dagen je vingers bij het pellen verkleurt zoals die van een kettingroker. Bovendien blijken die achtergelaten exemplaren van onschatbare waarde voor onze inheemse fauna.
Ik geniet telkens weer van het vlieg- en breekwerk van eksters, kauwen en kraaien. Deze vliegende stropers maken er een sport van om met een noot in de bek een steile klim te maken boven een weg of verhard pad, om vervolgens in de top van hun vlucht de noot te pletter te laten vallen, soms keer op keer tot ze openbarst Met een al even steile duikvlucht haasten ze zich daarna naar hun herfstfestijn.
Niet alleen vogels zijn handig in dit notenwerk. Er zijn nog liefhebbers. Sinds mijn buurman een dragende notelaar heeft in zijn voortuin, en er zo’n rosse eekhoorn huist in zijn verwilderde tuin, vind ik in het voorjaar notelingen. Dat zijn met het vooruitzicht van mogelijk barre tijden weg gestopte exemplaren in alle mogelijke vergeten potten en bloembakken. In het voorjaar zijn die notelingen al een paar decimeter groot en met enige droefheid moet ik ze willens nillens verwijderen of ook mijn tuin ondergaat hetzelfde lot.
Eénmaal verzameld leg ik mijn oogst te drogen, en tot de volgende notenslag trek ik elke week wat tijd uit om ze te breken en te degusteren, want zo weet ik ‘a nut every day keeps the doctor away”. Ik deel mijn oogst gul met de gevleugelde wintergasten in de tuin.
Jaar na jaar op het ritme van de seizoenen voel ik me dankzij de noten heel even jager en stroper.
Notenslag : de eerste dag van mijn nieuwe notenjaar
Noten verzameldrang: jaarlijkse terugkerende drang om noten te stropen
Notenbomen parcours: parcours langs de mezelf (onwettig) toe geëigende locaties met notelaars
Notenstroperij: het rapen van de noten op bovengenoemde plaatsen
Noteling: gekiemde noot met prille stengel, aanzet voor een boom