zij staart zich blind op kruimels
op de ruis van radio’s
ze zoekt de barsten in een tegel
en ontwart elk lokje haar
gedachten zijn als spiegels
bovenaan een carrousel
en het tellen stopt niet
in de hel die zij bezweert
onder ‘t bed wonen de spinnen
hun webben in haar hoofd
zij verbindt de zwarte punten
tot een wikkel voor de nacht
daar in ’t diepdonker is zij vrij
schudt schuld en lakens van zich af
de duivel roert zich in haar slaap
hij weet wie immer ’t laatste lacht