"Wazig ben je op je best", zeg je
en je stelt onscherp.
Een vlekje in je ooghoek dat verspringt
als je erop richt.
In ruil ontkleed ik jou
tot je houten geraamte,
spelen we tikkertje
zigzaggend door je gangen.
We vangen mekaar steeds
net niet
en als ik merk dat je rilt,
dek ik je weer toe.
Je huid huist warm,
denk ik.