We spelen doktertje.
Jij patiënt in een betonnen burcht,
ik in de wachtzaal die mijn bed is.
We wachten.
Tot de dokter komt met iets.
Waar doet het pijn,
durf ik je niet te vragen.
Wat als je antwoordt:
in de hele wereld.
Ik slaap veel, dat helpt
de tijd een eindje.
Jij hoest wat en vloekt,
denk ik.
Heb je het warm genoeg?
Zal ik misschien? ‘NEE’ ,
grom je. ‘Je doet al genoeg.’
We wachten
en ik oefen in zwijgen.
Het is kloktikstil in burcht en bed.
Buiten spelen buren het spel
van doen alsof ze alles weten.
.Of van niet weten
maar doen alsof het niets kan schelen.
Shoppen helpt. De auto wassen ook.
We wachten.
‘Zou hij nog’, piep ik.
‘SLAAP’, zucht je.
‘Je doet pijn aan mijn hoofd.’
Ik adem zo stil ik kan
en wacht.
Morgen zal hij komen.