Er schittert iets geel in je ooghoek:
zij, die de zon weerkaatst
in lijf en leden, lief en leed
vergeet zij hier.
Ze stapt, hinkt, draait,
tipdanst, waait
vederlicht het stof van de straat.
Al wat zwaar ademt
dieper in het wier, zwiert
ze uit zichzelf
de ruimte in.
Ruimt zo ook plaats
voor een dans binnenin.