Langzaam rukken ze op
met het stijgen van de zon:
de reuzen op het strand.
De ware heersers van wind op land,
de schaduwblokken van beton.
's Nachts kijken zij ver en diep op zee.
Vijf maal zeven lichtbakens achter glas
met als enig doel zichzelf te verlichten.
Wie verloren loopt daarbuiten,
zoekt het zelf maar uit.
Ik wil verdwaalpaaldansen,
sporen trekken in het nat,
wijdbeens golven breken
en schreeuwen met meeuwen.
De wereld is groot en broos boos alom.
In haar naden kerf ik
geheime gangen en holtes
waarin ik mezelf te wonen leg.
Welke mol vindt de weg.