Soms ziet ze haar droomhuis.
Onder klimop hangt een bordje te koop
maar die belofte blijkt verjaard.
Onbewoonbaar. Uiteraard
kruipt ze door een raam naar binnen.
Onder dikke lagen (dode!) spinnen en stof
ligt een bed haar als gegoten.
Op de tafel een stapel borden
met een hoek af.
Tapijten met rafelrandjes
en een trap die het midden houdt
tussen kraken en kreunen.
Weten dat ze niets kan breken
wat van waarde is. Haar gouden lokken
wappert ze door het huis
als om schoon schip te maken.
Spiegel oh spiegel,
middenin verval is zij
met gemak
prinses van het bal.