Ik hecht me aan de tijd
die weerhaken splijt
in de weg tussen ons.
Ik wil glijden in haar bedding.
Twee kinderen verblijd door de redding,
rijten de tijd open,
zoeken holen in haar bast.
Een schuiloord dat zwijgt
over verdrijving uit het Paradijs.
Ik hecht me aan de tijd
die weerhaken splijt
tussen ons beide.
Spijt beklijft om wat ademt en leeft
en een eigen richting heeft,
soms ver van die van mij.
Zo glijd ik weg
telkens wanneer de grote wijzer
daalt naar zes.