Ben jij van ergens?
vraag ik in mijn hoofd aan de man in de tram.
Zijn hand verdwaalt in de veel te losse broek.
Een zweetgeur walmt om zijn woeste baard
en blik. Hij praat tegen schaduwen.
Meteen antwoord ik: jouw type ken ik.
Door de drugs of psychose verwaarloosd.
De grens is dun. In de Brusselse metro
zweeft een broer van jou tussen stad en waan.
De man raakt de schouder van een jonge vrouw aan:
Let op. Je tas staat open. Dieven zijn hier snel.
Zij straalt terug:
Bedankt. Dat is attent.
Speels tikt haar elleboog zijn arm aan
en giet de man instant weer in vorm.
De tram spuwt mij uit.
Van waar ben ik?