De klok trekt een stippellijn dwars
door de lege flat.
Witte strepen in uitdijend zwart.
Zwaar adem je de seconden weg.
In je hoofd, je verzen
herken ik wat.
Bij alles wat geldt, geldt ook het tegenovergestelde,
blaas je me toe.
En misschien valt zelfs die uitspraak te nuanceren.
Het tikken van de wijzers onderbreekt de stilte
maar evengoed is het die stilte die de tijd vormt.
Één kant kiezen zou de waarheid geweld aandoen.
Alles is altijd waar maar wat dan
met de leugen.
De dichter is een spiegel
waarin hij nog het minst van al kan
vluchten voor zichzelf.