Zonder nog maar iets te zeggen rennen alle mannen de werkzaal uit. De bewakers proberen ze tegen te houden maar niemand luistert.
“Laten we hier weg gaan, straks komt hij achter ons aan,” zegt de eerste bewaker met een bevende stem.
“Jij ook met je ideeën altijd,” zegt de derde boos.
“Ik denk dat we beter om versterking zullen vragen.”
“Ja, vraag om Slim.” De twee anderen kijken de derde bewaker aan.
“Slim is alleen voor noodgevallen.” antwoordt de derde.
“Noem je dit dan geen nood geval?” Even kijken ze elkaar aan en moeten dan toch toegeven dat dit een noodgeval is. Dus neemt de eerste bewaker zijn gsm en vraagt versterking. Op dat moment zit Slim in de bewakerszaal. Slim is een man rond de dertig en is langer dan twee meter en heel erg gespierd. Opeens gaat zijn gsm.
“Met Slim.”
“Met de bewaker van de werkzaal, we hebben een noodgeval.”
“Wat is het probleem?”
“Er is er eentje op hol geslagen en valt iedereen aan. De andere mannen zijn naar de ontspannings zaal gevlucht.” Slim gelooft zijn oren niet. Al die mannen gevlucht? Daar wil hij het fijne van weten.
“Waar is die ene nu en wat is er precies gebeurd?” Vraagt hij snel.
“Hij staat nog bij zijn tafel in de werkzaal en…”
“Hé? Waar is hij nu naar toe?” Hoort Slim een andere bewaker vragen.
“Ik zei dat jullie hem in het oog moesten houden!” roept de eerste angstig.
“Ja maar hij is zomaar opeens verdwenen,” zegt de andere weer. Dan hoort Slim opeens een vreemde stem.
“Dus het was jullie idee geweest? Ik zal jullie eens laten voelen hoe het is om in elkaar geslagen te worden.”
“Slim, Hij zit achter ons aan! Kom… Aaaah!” De verbinding is verbroken. Snel roept Slim de anderen op en haast zich naar de ontspannings zaal.
Wanneer Slim daar aankomt ziet hij alle mannen tegen de muur, die het verst van de werkzaal is, staan. Mannen die normaal met elkaar zouden vechten als de ander nog maar naar hen zou kijken, stonden nu op elkaar gepropt.
“Kan iemand me uitleggen wat er hier in gods naam gebeurd is?” vraagt Slim met een donderende stem. Iedereen kijkt naar de persoon naast zich, maar niemand durft zelf naar voren te gaan. Wat als Slim te weten komt dat Joe de regel had gebroken? Dan zwaait er wat voor iedereen. Maar iedereen weet dat Slim niet tevrede gaat zijn als niemand wil antwoorden. En dat is maar al te juist, Slim geeft opdracht om één van de mannen uit de groep naar hem toe te brengen. Aan die man stelt hij nog eens de vraag en na een poosje weet Slim alles. Tot iedereen zijn verbazing word Slim niet kwaad, integendeel. Hij begint te lachen.
“Hahaha, geen wonder dat jullie bang zijn. Die jongen zijn misdaden zijn niets vergeleken met die van jullie.” Legt Slim uit. Black stapt naar voren en richt zich tot Slim.
“Hoe bedoelt u? Wat heeft hij dan zo al uitgespookt?” vraagt hij, maar op dat moment roepen een paar mannen iets en ze wijzen naar de doorgang die naar de werkzaal gaat. Iedereen kijkt en ze zien de drie bewakers zo snel als ze kunnen naar hun toe lopen. Een paar mannen beginnen hun aan te moedigen en al snel roept iedereen. Black doet niet mee, hij stelt nog eens de vraag aan Slim.
“Als je het toch wil weten, ooit al eens van de RedWolfs gehoord?” Black knikt.
“Deze jongen was de rechterhand waar iedereen zo een schrik van had. Hoe de bazen hem te pakken hebben kunnen krijgen is ook voor mij een vraag. Als ik dit voorval vergelijk met al de verhalen die rond gaan, zou ik haast ze nog geloven. Hoe bizar of onnatuurlijk zo ook zijn.” Na die woorden stapt Slim op de drie bewakers af. “Vlug vlug! Iedereen klaar staan, hij komt er aan!” roept één van de drie overstuur. Slim begint bevelen te geven en na een poos staat iedereen klaar.
Het is muisstil, bijna niemand durft adem te halen. Black denkt vlug terug aan de verhalen van de RedWolfs. Nog voor hij hier werd opgesloten waren ze al wereld nieuws. Wat zeiden ze ook al weer over die rechterhand van hen? Blacks gedachten verdwijnen als hij de man naast hem naar adem hoort happen. Dan ziet hij het ook. In de doorgang staat de zwart harige Nr.26 gewoon naar hen te staren. Slim stapt naar voren.
“Jongen, we weten dat de regel is overtreden en je hebt wraak kunnen nemen op de boosdoeners. Stop nu voor je ook de anderen iets doet. Anders moet ik harde maatregelen nemen.” Iedereen is verbaasd. Nog nooit hebben ze Slim iemand iets zo vriendelijk horen vragen, laat staan dat hij over de anderen hun veiligheid bezorgd is. Even is het stil, maar dan begint Nr.26 te lachen. Maar het is een koude lach, zo één waarvan je koude rillingen krijgt.
“Ben jij me nu aan het bedreigen mens? Dan moet je nog dommer zijn dan die drie daar.” en weer galmt zijn lach door de zaal. Dan is hij weer dood serieus.
“Hm, eigenlijk vind ik het niet echt om te lachen. En trouwens, nu dat ik er toch ben, waarom zou ik weer weg gaan?Ik heb veel te veel plezier.” zegt Nr.26 en hij begint naar hen toe te stappen.
“Dan moet je eerst voorbij mij komen.” Zegt Slim en hij neemt een bokshouding aan. De mannen beginnen Slim aan te moedigen.
“Aan de kant mens, al wat ik zal nemen zijn die drie stommelingen.” De stem van Nr.26 begint geïrriteerd te klinken. Maar Slim blijft gewoon staan.
“Goed, je vraagt er om mens.” zegt Nr.26 ijskoud. En van het ene moment op het ander is hij van halverwege de zaal opeens vlakvoor Slim. Die kijkt Nr.26 met grote ogen aan.
“Dan schakel ik jou eerst uit.”
Nr.26 strekt zijn armen uit, polsen tegen elkaar en richt op Slim. Die ziet vol ongeloof hoe er in de handen van Nr.26 een grote vuur bal tevoorschijn komt en die word recht op hem af gevuurd. Slim duikt weg en de vuurbal vliegt vlak langs hem heen richting de muur waar al de mannen tegen staan. Iedereen probeert te vluchten. Er wordt geduwd, getrokken, mannen vallen op de grond en worden overlopen. De bal raakt de muur en maakt er een groot gat in. De mannen die hun kans zien rennen door het gat naar buiten, waar ze op gewacht worden door allemaal mannen in het zwart gekleed met schilden.
Ook Black staat er tussen en is kwaad op zich zelf.
-Dom kop! Waarom vergeet ik nu net het belangrijkste?- denkt hij. Maar dan zegt de man naast hem iets waardoor hij het zich weer herinnerd. Black grijpt de man vast. “Wat zei je nu net? Kun je dat nog eens herhalen?” vraagt Black snel. De man kijkt hem even verrast aan maar ziet dat Black serieus is.
“Wel, ik zei gewoon dat dat joch wel een demon moest zijn.”
“Dat is het!” roept Black. De man snapt er niets van en doet teken naar zijn vrienden dat Black wel gek moest zijn.
–De demon met een engelengelaat, dat was het. Dat ik dat kon vergeten.- Black schud zijn hoofd en kijkt weer naar het gat in de muur.
-Als wat Slim zei waar is, dan is deze jongen niet een gewonen jongen. En ik weet precies wat ik moet doen.- denkt Black en rent uit de groep richting de muur. Daar wordt hij tegen gehouden door de bewakers.
“Niemand mag naar binnen, Slim is die jongen aan het proberen tegen te houden,” zegt één van de bewakers.
“Laat me door! Ik weet een manier om Nr.26 te laten stoppen.” Maar de bewakers willen hem niet door laten.
“Dan maar met geweld!” en Black vecht zijn weg naar Nr.26.
Ondertussen staat Slim weer recht.
“Wel wel wel, dat was me wat. Maar nu is het voor echt.” Slim haalt uit naar Nr.26, maar die ontwijkt met gemak de slag. In plaats van terug te slaan laat hij Slim zich zelf moe maken. Na een poos begint Slim zwaarder te ademen en dan ziet Nr.26 zijn kans. Met één slag in Slims maag ligt die neer.
“wat zeggen jullie mensen ook al weer? Hoe groter ze zijn, hoe harder ze vallen?” zegt Nr.26 en kijkt naar Slim. Die probeert recht te staan, maar het lukt niet.
“geef het op, mijn krachten zijn boven die van jullie stervelingen. Normaal zou ik je hebben kunnen doden met die ene slag, maar ik heb al te veel kracht op gemaakt. En ik wil graag die drie het betaald zetten. Dus blijf jij hier maar liggen terwijl ik daarbuiten de zaak oplos.” En weg is Nr.26.