(uit “verhalen van A tot Z”)
Femmes fatales en vallende sterren
Aan de sterrenhemel van mijn geliefde zangeressen prijken haast enkel vrouwen met een ongelukkige liefde, rampzalig levenseinde, catastrofaal leven, rampspoedige ervaring, desastreus voorval met noodlottige afloop. Ik noem ze “mes femmes fatales”. Wat een onzaligheid, hoor ik je zeggen.
Toch is het zo. Tijdens hun sterrendom oefende of nu nog steeds oefenen ze een ondefinieerbare aantrekkingskracht op mij uit . Zullen wij er enkele uit het lijstje lichte ?
Het begon op mijn vijftiende met de dood van Piaf. Ik zag ze voor het eerst live in wit-zwart op de TV bij mijn bompa. Hij was een van de eersten in het dorp die een televisie bezat. Haar laatste optreden in de Parijse Olympia maakte een verpletterende indruk op mij. Het gehavende dwergvrouwtje “la môme” - amper begin in de veertig, stelde er haar laatste verovering voor: een Griekse jonge God. “A quoi ça sert l’amour” en de slotzin “Ca sert à ça l’amour” werd haar laatste ademtocht en voor mij een liefde voor het leven. Ik heb ooit met het idee gespeeld een van mijn dochters Edith te noemen maar zover is het, allicht gelukkig voor hen, nooit gekomen.
Piaf ontmoette tijdens haar trip naar de Verenigde Staten de uitgeweken Duitse Marlène Dietrich. Zingen kon deze diva amper en buiten haar bijzonder lange en mooie benen kon ze bezwaarlijk een echte beauty genoemd worden. Toch bezat zij het uitzonderlijk talent om zowel langs de Duitse als langs de kant van de geallieerden alle jonge soldaten te begeesteren. Met haar onnavolgbare vertolking van Lili Marleen, het lied geschreven door “eines jungen Soldaten auf der Wacht” veroverde zij op haar eentje de wereld. Veel later volgde ondermeer haar meesterlijke interpretatie van de Duitse vertaling van het lied van Pete Seeger “Sag mir wo die Blumen sind”.
Toen la Dietrich reeds jaren niet meer op een podium was verschenen, ging zij plots terug optreden. Tickets vlogen aan onbetamelijk hoge prijzen de deur uit. In Brussel was het enorme Vorst Nationaal volgelopen. Het geroezemoes viel stil toen de lichten werden gedoofd en een spot werd gericht op een plaats achteraan het podium. Plots hoorde men hier en daar een kreet van ongeloof en een langgerekt ooooh als Marlène in een rolstoel werd opgereden tot vooraan het podium. Zij werd zachtjes uit de stoel geduwd en stond dan langgerekt in een van haar beroemde glitterjurken met split en duizelingwekkende naaldhakken voor de microfoon. Ze bracht welgeteld vijf van haar wereldsuccessen. De zaal laaide van enthousiasme maar er volgden geen bisnummers. Marlène werd in rolstoel afgevoerd. Via de pers vernamen haar fans de dag later de reden van deze pantomime: “de bène van Marlène” waren voor een fabelachtig bedrag verzekerd en de verzekerings-maatschappij wou het zekere voor het onzekere nemen, het stappen op haar stiletto’s tot vooraan het podium was véél te riskant.
Op hetzelfde moment dat Piaf en Dietrich elkaar ontmoetten verscheen een derde vrouw op het toneel : Hildegarde Knef. Als vrijgevochten, zelfbewuste vrouw werd zij snel vergeleken met Marlène Dietrich. In het naoorlogse Duitsland was zij zonder meer een van de belangrijkste actrices. Maar ook als schrijfster werd zij bekend onder meer door haar bestseller “Der Geschenkte Gaul” over hoe ze haar ganse leven tegen kanker streed. Met haar zwaar doorrookte stem was zij eerder een diseuse/ chanteuse maar bracht ze onnavolgbare interpretaties van haar veelal zelf geschreven liedjes. In vele opzichten volgde zij het pad van Dietrich. Zo zou ook zij na jaren afwezigheid vanwege haar ziekte opnieuw de podia bestijgen.
Als eeuwige fan was ik begeesterd toen haar komst in de Bozar in Brussel werd aangekondigd. De grote Knef, eindelijk in Brussel!
In de grote Henry Le Boeuf zaal zitten een vijftigtal fans op het parterre, op de verschillende andere niveau’s zitten her en der verspreid nog een honderdtal personen. Tel daarbij een aantal genodigden uit Ambassades, Knef was tenslotte een grote dame, en men kwam in totaal aan een maximum van 200 toehoorders.
Op de grote scene staat enkel een vleugelpiano. De man die erachter plaats neemt is al levenslang haar vaste begeleider. Dan verschijnt Hildegard, getekend, verouderd, draagt zij een pruik ? De ouderen in de zaal herkennen meteen haar eeuwige lange witte jurk met gouden biezen. Het welkomsapplaus is spontaan maar klinkt pover in een zaal met tweeduizend zitplaatsen. Weet Brussel niet dat dit een wereldster is die beter verdient?
Knef kijkt met haar brede bekoorlijke glimlach de zaal in en met beide handen nodigt ze het publiek boven op de balkons en in de nok van de zaal “Kommen Sie doch allen runter” . Dan wacht ze geduldig tot iedereen is afgedaald. Geboeid vanaf de inzet van het eerste lied tot de laatste noot van het zoveelste bisnummer is haar publiek in de ban van deze uitzonderlijke vrouw. Voor mij zie ik een blonde twintiger met een heuse bandrecorder haar liedjes opnemen. De jongen hangt aan haar lippen en lipt de meeste liedjes met haar mee.
Na afloop vindt de dame nog de kracht om handtekeningen uit te delen. Bijna de halve zaal wacht haar op. Nu merk je aan haar hoofdband dat Hildegard inderdaad een pruik droeg op het podium. Haar strijd tegen kanker heeft zijn tol geëist. Voor mij staat de blonde twintiger. Ik hoor hem zeggen “Frau Knef, kommen sie bitte bald wieder nach Brüssel”. Ze glimlacht. Als ik voor haar sta lees ik in haar zieke ogen dat ooit nog naar Brussel terugkeren er niet meer inzit. Bij het spellen van mijn naam zegt ze gniffelend “Ich weiss doch wie mann das schreibt, liebling” . Mijn avond kan niet meer stuk.
Een bijna even rokerige stem, neen eerder een “bedroom voice” heeft de Franse actrice en zangeres Juliette Greco. Net als haar voorgangsters op dit lijstje heeft ze beroemde mannen versleten of ontdekt. Ze was gehuwd met Michel Piccolli. Ze ontdekte grote namen als Serge Gainsbourg, Guy Béart en Léo Ferré. Momenteel is ze gehuwd met de voormalige “pianiste du Grand Jacques”, Gérard Jouannest, componist van menige chansons van Brel. Zij is de onvervalste femme fatale van de Parijse existentialisten. Maar ook één van de mijne.
Op een dag staat ze op het podium in Brussel. En dan gebeurt het. Het orkest zet in, zij begint een van haar chansons en plots niets meer. Totale black-out. De zaal is muisstil en houdt de adem in. Dan zegt Juliette op haar onnavolgbare manier : “Merde ! Je la connais pourtant cette chanson ! – et puis qu’est ce que vous avez à me regarder tous? “ Applaus. Even later laat ze het orkest weer starten en brengt ze haar volledig lied gevolgd door een minutenlange ovatie.
Nu de wapperende haren van de Duitse blondine werden gevolgd door de ravenzwarte pony van de Française, is het de beurt aan een lichtroodharige. Ook weer actrice op toneel en in films en ook weer een onweerstaanbare zangeres met een bijzondere stem, niet echt melodieus, maar diepgravend en soms stokkend ontroerend. Haar “je te dirai des mots” , half in het Frans, half in het Grieks, breekt nog dagelijks harten van opgroeiende jongelingen en mannen. Palikari ! Socialiste in hart en nieren ontvlucht ze het Griekenland van de kolonels en brengt ze hartverscheurende teksten en liederen uit haar geboorteland. Samen met velen die “on her side” stonden, wint ze de strijd en wordt ze minister van Cultuur in het van dictatuur bevrijde Griekenland.
Tijdens Europalia waar Griekenland aan de beurt is, ga ik naar een voorstelling in het beruchte Théâtre 140 op de Plaskylaan in Schaarbeek. De zaal is volgelopen maar de voorstelling begint niet meteen. Vijftien minuten over tijd, de zaal wordt rumoerig. Wat is er aan de hand ? En dan zie ik haar, mevrouw de Minister, mijn Melina Mercouri, een bos rode rozen in de hand. Zij was het wachten dubbel en dik waard, fataal vrouwtje toch!
Bij de blondines op mijn lijstje vind je nog Dusty Springfield of de iets minder desastreuse Dolly Parton . Bij de zwartharigen mag ik de Franse Barbara niet vergeten of de Portugese Amalia Rodriguez en uiteraard de meest fatale van al mijn femmes fatales : de ongeëvenaarde Maria Calas. Welk lot is er rampzaliger dan dit van deze diva der diva’s ? Ze scheerde de hoogste toppen en daalde af in de grootste ellende, niet op materieel, wel op emotioneel vlak. Dat hoor je in iedere noot die ze aanheft, in elke nuance die ze legt in haar diep doorleefde interpretaties. Voor haar zijn alle superlatieven ontoereikend, zij staat eenzaam, verlaten en alleen aan de top van mijn lijstje : La Divina Diva Fatale !