de hand waar een verstrooide god
in woont, als de schilder vorm geeft aan verf,
iets zegt, zo waar als een zonsopgang,
zo exact als het getal van de gulden snede.
wat ik herken in je zandloperlijn,
in de maten van je gezicht.
hoe je aan mij verschijnt,
haast volmaakt en meestal schoon.
in gestalten die nooit slijten,
hooguit verdwijnen
achter beslagen spiegels
of doorzichtige gordijnen.
de schilder maakt de kopie
van een kopie van je vlees,
wonderbaarlijk verpakt.
hij verbluft me met stijlfiguren,
met zijn inzicht dat het ene van het al afhangt.
als ik jaren later doordring tot het museum
van zijn waan , naar het canvas kijk,
waar jij, het icoon van vroeger,
uit de lijst breekt en me treft.